Artistiek advies
Heel vaak wordt er in eerste instantie niet zo heel veel aandacht gegeven aan de ondergrond van het portret. Eigenlijk vind ik dat best wel gek.
Onlangs heb ik er een hele verdiepingsvideo in de Vervolgmodule Plus aan gewijd: het opzetten van een ondergrond. Ik heb het verschil laten zien tussen het opzetten van je portret op een leeg, wit doek en het opzetten op een doek met een getinte ondergrond, in een middentoon.
Ik liet het laatst nog aan een nieuwe klant zien, die op bezoek. Ze schilderde zelf en tja, dan wordt toch een beetje mijn “docenten-kant” wakker gemaakt. Ook al kwam ze gewoon voor het laten portretteren van haar kleindochter, ik kon het toch niet laten om haar iets te leren.
Dat kwam eigenlijk vooral doordat ze wat werk liet zien dat ze zelf had gemaakt. Heel aardig geschilderde portretten. Ik zag direct wat ik eraan miste en toen ze een portret liet zien waar ze nog mee bezig was, werd mijn vermoeden direct bevestigd. “Ik moet de achtergrond nog doen”, zei ze. Het hele portret stond er eigenlijk al op, alleen de achtergrond was nog maagdelijk wit.
“Maar hoe wil je dat dan nu nog een beetje lekker voor elkaar krijgen?”, was mijn vraag. Ze wilde er “omheen schilderen”, zei ze.
Ik weet dat dat een haast onbegonnen klus is. Zeker als je het een beetje los en lekker wilt houden. Het wordt dan gewoon toch altijd een beetje “uitgeknipt” en “in elkaar gekuntseld”.
Dus ik raadde haar aan om in het vervolg gewoon te beginnen met de ondergrond. In een (lichte) middentoon. Om te beginnen omdat je dan al lekker wat hebt. En ten tweede omdat je dan ook beter kunt beoordelen of je de tonen in je portret goed erop zet. Alles wat lichter is dan die middentoon moet lichter worden en alles wat donkerder is dan die middentoon moet donkerder worden.
Eigenlijk zo simpel als wat.
“Maar hoe maak ik die ondergrond dan? In welke kleur bijvoorbeeld?”. Nou, ook dat is best heel simpel. Laat je gewoon leiden door het portret dat je gaat schilderen. Misschien een kleur die je terug ziet komen in de kleding. Of in een schaduw. Bedenk dan daarbij wel dat een felle kleur heel aanwezig is en naar je toekomt. Ik vind het zelf beter om een wat meer gematigde kleur te gebruiken, bv een grijzig, groenig, blauwig. Oker-achtig kan ook, of violet.
Laat je voor wat betreft de penseelvoering leiden door je onderwerp. Een heel dynamisch persoon zal je wellicht wat meer “schwung” meegeven dan een heel rustig type.
-Esther van Tilburg
Schilder-suggesties; van praktisch tot technisch
Handig behulpzaam
“Ik blijf maar aanpassingen maken…!”
Een opmerking die ik regelmatig voorbij zie komen in onze besloten Leerbeterschilderen Facebookgroep.
Niet zo gek natuurlijk. Uiteraard ben je steeds aan het aanpassen. Tenzij je bij de opzet direct alle tonen, vormen en kleuren helemaal goed hebt zitten. En zeg nou zelf, wanneer is dat het geval? Bij mij eigenlijk nooit:).
Maar aanpassen is natuurlijk heel iets anders dan hele partijen overschilderen of erger nog: wegpoetsen en overschilderen. Dat wegpoetsen doe ik alleen als er echt niks meer te redden valt. Dat heb ik wel eens, een heel enkele keer, maar daarover vertel ik nog wel eens een keer.
Dus wat mij betreft gaan we niet poetsen, maar aanpassen. En dat betekent dat je op een zo luchtig mogelijke manier vormen, kleuren en tonen aanpast die nog niet goed in de eerste opzet zitten. Je let daarbij heel goed op dat je niet al die mooie partijen die je er daarvoor hebt ingezet, verliest. Want dat zou zonde zijn. Dus telkens moet je je afvragen: is het echt noodzakelijk dat ik dit ga aanpassen? En alleen als het antwoord daar volmondig “ja” op is, dan ga je aan de gang. Met beleid!
En daar kun je gerust een tijdje mee bezig zijn. Want als je ergens bijvoorbeeld een toon er iets donkerder inzet, dan kan het zomaar zo zijn dat je een partijtje dat daarnaast gelegen is, opeens ook ietsje aan moet passen.
Ik vind dit een heerlijk stadium in het schilderproces. Je ziet je portret steeds meer “vorm” en uitdrukking krijgen. Steeds geraffineerder, steeds meer gelijkend en steeds sprekender worden. Het zijn vaak minuscule dingetjes die je doet, maar wel allemaal met effect.
Natuurlijk komt er een moment dat je moet stoppen. Dat moment is vaak lastig te bepalen. Ikzelf ga daarbij af op mijn gevoel. Na de laatste aanpassing laat ik het portret nog een paar dagen staan, zonder ernaar te kijken. Als ik het dan weer tevoorschijn haal en met frisse blik ernaar kijk, zie ik soms toch nog iets dat ik eraan wil doen. Dat herhaal ik dan nog een keertje, totdat ik denk: helemaal goed zo, niks meer aan doen!
Op zich lijkt het misschien niet zo belangrijk: de kleding die je model draagt. Maar toch kan het heel veel zeggen over iemand en over de totale uitstraling van het portret.
Een formeel portret vraagt uiteraard om wat formelere kleding. Een pak, een overhemd, een bloesje of jurk. Een pak kan wat strakker geschilderd worden, maar ook meer losjes. Beiden geven weer een heel ander beeld.
Een spijkerbroek met een t-shirt hoeft helemaal niet verkeerd te zijn voor een geschilderd portret. Tenminste, als de geportretteerde zich daar zelf ook prettig in voelt en het ook echt bij hem of haar past. Het geeft wel een heel andere uitstraling aan het portret dan als dezelfde persoon in een mooi jurkje wordt afgebeeld. Daar moeten jij en je model zich wel van bewust zijn.
Enorm hippe kleding, die duidelijk een tijdsbeeld weergeven, kan een keuze zijn. Maar vaak adviseer ik toch voor een wat meer “tijdloze” outfit te kiezen. Over 20 jaar moet je namelijk nog met plezier naar het portret kunnen kijken.
Ik vraag mensen altijd om een paar setjes kleding mee te nemen. En altijd kleding waar ze zich zelf prettig in voelen, wat ze graag dragen. Tijdens het poseren wisselen we dan wel eens en kiezen uiteindelijk samen wat het beste voelt en overkomt. Dat kan met stijl te maken hebben, maar ook met kleur.
Soms is het eerste dat ze aantrekken gewoon ook helemaal goed. Als je ziet dat je model zich comfortabel voelt, het beeld fijn overkomt en de kleuren goed zijn, dan is de keus soms snel gemaakt.
Ik heb wel eens meegemaakt dat ik twee broers moest portretteren. Ik zal het nooit vergeten. Ze werkten beiden in het familiebedrijf, de jongste studeerde er nog bij. De oudste had zich wat beter voorbereid dan de jongste en kwam met twee tassen kleding aan, zowel voor zichzelf als voor zijn broer. Die had natuurlijk nergens aan gedacht… Zo kwam het dat de jongste uiteindelijk met een trui van zijn broer aan op het portret staat:).
“Ik krijg het niet zo los als ik zou willen!”
Los schilderen, wat is dat eigenlijk? Voor mij is los schilderen eigenlijk: op je gevoel schilderen. Wel door te kijken naar je model of voorbeeld, maar vooral ook heel veel je gevoel laten meedoen in het geheel.
Ik laat mij altijd inspireren door wat ik zie. Door mijn model, de uitstraling, het karakter, door de kleding die het model draagt of eventueel door de omgeving.
Bij een heel flamboyant type zal ik veel eerder veel kleur gebruiken dan bij iemand die heel ingetogen, introvert overkomt. Ook de penseelstreek zal bij zo iemand heel anders zijn dan bij een wat rustiger type. Net als de achtergrond. Ik laat mij gewoon leiden door mijn gevoel.
Daarnaast vind ik het fijn om vanuit een soort “chaos” te werken. Een georganiseerde chaos, dat dan wel. Die chaos bestaat uit tonen en kleuren. Die tonen en kleuren zijn natuurlijk niet “zomaar” op het doek terecht gekomen, die staan daar doordat ik die bij mijn model ook daadwerkelijk zie.
Ik probeer in de eerste opzet die tonen en kleuren zoveel mogelijk op de goede plek te zetten. Maar als ze er een beetje naast zitten, vind ik dat geen enkel probleem. Dat houdt het ook lekker ontspannen. Ik weet namelijk dat ik in een volgende fase alles nog weer kan aanpassen, bijwerken en zonodig corrigeren.
In de “detailleringsfase” ga ik die aanpassingen doen. Maar wel alleen daar waar ik het ook echt noodzakelijk vind. Als ik stukjes gewoon heel fijn geschilderd vind die misschien niet helemaal 100% goed zijn, vraag ik mij altijd af of ik het het waard vind om over die partijen heen te gaan. Als het antwoord “nee” is, dan laat ik het lekker zoals het is. Misschien niet 100% correct, maar wel 100% lekker:).
Dat detailleren doe ik net zo lang totdat ik vind dat de gelijkenis en uitstraling er goed inzitten en ik het hele beeld fijn en sprankelend vind. Dan kan ik stoppen. Met als resultaat een fijn, los en sprankelend portret. Waar het liefst nog iets in te “raden” valt.
Dat “loslaten” vergt enige oefening. En durf. Misschien dat laatste nog wel het meest. De durf om dingen te laten. Om de perfectie los te laten.
Een redelijk belangrijk onderdeel van een portret wordt gevormd door de achtergrond.
Een achtergrond kan veel meer zijn dan “de ruimte achter je portret”. Je kunt door de manier van schilderen en door de kleuren echt een gevoel overbrengen. Een heel rustige achtergrond, met weinig contrast, kleur en penseelstreek zal een totaal ander gevoel oproepen dan een onstuimige achtergrond met felle kleuren.
Niet alleen roepen de verschillende achtergronden verschillende gevoelens op, ook kan de ene persoon een veel drukkere achtergrond hebben dan de andere persoon. Naar mijn mening moeten deze twee altijd in harmonie zijn. De achtergrond moet echt ondersteunend zijn aan het portret/de persoon.
Bedenk ook altijd of je een lichte of een donkere achtergrond wilt maken. Als je het hele portret lekker licht en luchtig wilt houden, dan ligt een donkere achtergrond niet voor de hand. Wil je wat meer dramatiek uitstralen, dan kun je kiezen voor een heel mooie, donkere achtergrond, met eventueel nog wat nuancering in toon en/of kleur.
Het kan heel leuk zijn om bepaalde persoonlijke elementen op te nemen in de achtergrond. Bijvoorbeeld een raam in een huis, een muur van een werkkamer, een boekenkast, een schilderij, een uitzicht of wat voor element dan ook. Ontzettend leuk natuurlijk, dit kan echt iets extra’s en heel persoonlijks toevoegen.
Waar je ook voor kiest: zorg dat het in overeenstemming is met de persoon die geportretteerd wordt. Ik vind het zelf geen goed plan als je blik vooral door de achtergrond wordt gevangen en dat je het hele portret zelf eigenlijk niet eens ziet.
“Ik ben zo bang om het te verpesten!”
Ik denk dat iedereen die schildert dit gevoel wel herkent: je bent lekker bezig met je portret, het wordt eigenlijk al hartstikke leuk, maar…. je ziet zelf ook wel dat er op bepaalde punten eigenlijk nog wel het een en ander moet gebeuren. De gelijkenis is er nog niet helemaal, het haar is nog wat te stijfjes geschilderd, de schaduwen zitten misschien nog net niet helemaal lekker erin en meer van dat soort dingen. Maar toch: tot nu toe ben je eigenlijk supertevreden. Wat doe je dan?
Ga je door, ga je toch die schaduwen er nog inzetten? Ga je toch nog aan de gelijkenis werken? Je bent zooo bang dat je het gaat verpesten!
Ik vind dat je, zolang je zelf vindt dat het er nog niet helemaal is, je toch gewoon door moet gaan. En weet je waarom? Omdat je daar alleen maar heel veel van leert! Natuurlijk, het kan best zo zijn dat als je nog iets eraan gaat doen, dat het even een stadium heeft dat het minder wordt. Nou en? Dan doe je daarna toch gewoon nóg weer iets, zodat het weer beter wordt? En misschien nóg wel iets? Gewoon net zolang totdat het er weer is én het beter is.
Wat wel belangrijk is hiermee, is dat je nooit zomaar iets doet. Je moet er wel altijd even heel goed over nadenken. Je moet wel even bedenken wát je precies wilt gaan doen. Dus nooit op de automatische piloot maar een beetje wijzigingen gaan lopen aanbrengen! Altijd wel even heel goed nadenken wat er precies nog niet helemaal goed is en hoe jij dat denkt te kunnen gaan verbeteren.
Vaak duurt het kijken en bedenken veel langer dan het daadwerkelijk doen. Dat daadwerkelijke doen kan soms zó gebeurd zijn. Het kan een ienieminiedingetje zijn, wat het gewoon net helemaal top maakt!
Dus: lekker doorgaan totdat je tevreden bent, maar wél met beleid!
De ene kleur verf is echt de andere niet. Niet alleen zijn er heel veel verschillende kleuren blauw, geel, rood, roze, groen etc., maar ook de kleuren per merk verf kunnen behoorlijk verschillen.
Zelf ben ik niet zo’n liefhebber van allerlei kleurnuances op mijn palet. Ik kan aan bepaalde kleuren ook echt een hekel hebben. Pruisisch blauw bijvoorbeeld, is zo’n kleur die ik nooit op mijn palet zou doen. En ook zwart gebruik ik maar heel mondjesmaat. En zo zijn er nog veel meer.
Ik beperk mij altijd tot een stuk of 10 basiskleuren en daarbij wit natuurlijk. Eigenlijk kun je daar alles mee mengen. Ik meng veel liever zelf een kleur dan dat ik hem rechtstreeks uit mijn tube knijp. Waarom? Omdat ik denk dat je dan veel meer een eenheid krijgt.
De kleuren díe je dan op je palet hebt, moeten dan wel ook echt de goede (voor jou) zijn. Dus daar ben ik dan ook kritisch op. Ik bekijk per kleur welke ik het allerliefste wil hebben.
Een tijdje terug heb ik een paar lekkere “roze-jes”getest. Bekijk HIER het filmpje van mijn bevindingen.
Het komt nogal eens voor dat ik een aantal kinderen van één gezin schilder. De ene keer wil de opdrachtgever dat het allemaal losse portretten worden. Een andere keer is het de bedoeling dat de kinderen samen op één portret worden afgebeeld. Uiteraard moet je in beide gevallen goed nadenken over de compositie.
Als je losse portretten gaat schilderen die bij elkaar horen, dan probeer ik altijd een soort ‘gezamenlijkheid’ te krijgen. Vaak doe ik dat door in elk geval de achtergrond iets gelijkend te maken. Bijvoorbeeld de basiskleur. Dat wil niet zeggen dat alle achtergronden dan precies hetzelfde worden, maar de ondergrond kan dan bijvoorbeeld in dezelfde kleur geschilderd worden, waarna je natuurlijk nog weer van alles aan die achtergrond kunt doen.
Ook zorg ik ervoor dat de manier van schilderen bij alle portretten hetzelfde is. Dezelfde mate van uitwerking bijvoorbeeld, dezelfde mate van losheid, van dikte van de verf etc.
Tevens vind ik dat de portretten dezelfde grootte moeten hebben. Dus niet op het ene portret het hoofd bijvoorbeeld 20 cm hoog en op het andere portret een hoofd van 10 cm hoog.
Ook qua hoogte op het doek vind ik het mooi om dit ongeveer gelijk te houden. Uiteraard kan het wat verschillen, bijvoorbeeld als de kinderen van verschillende leeftijd zijn. Maar over het algemeen vind ik het mooi om dit bij elkaar passend te maken.
Ook probeer ik altijd om de kleuren van het portret bij elkaar te laten passen. Uiteraard is dit mede afhankelijk van de kleding die de te portretteren personen aan hebben.
En last but zeker not least, zorg ik ervoor dat de richting waarin de personen geportretteerd worden, naar elkaar toe is. Dus niet twee mensen die naar buiten kijken, maar juist naar elkaar toe. Uiteraard kun je voor juist van elkaar afkijkend kiezen, maar zorg er in ieder geval voor dat dit dan een bewuste keuze is.
Als twee of meer personen op één doek moeten worden afgebeeld, dan vind ik het zelf altijd mooi als er een samenhang is tussen de personen. Dus bijvoorbeeld dat er een hand op een schouder ligt, of dat ze elkaar gedeeltelijk overlappen. In elk geval zorg ik ervoor dat er geen losse personen staan. Als het om wat voor reden dan ook onnatuurlijk aanvoelt om de personen elkaar te laten aanraken, dan zal ik dit zeker niet (laten) doen. Maar in veel gevallen gaat en werkt dit juist heel goed.
Ook een mix van staand en zittend kan super goed werken. Of bijvoorbeeld iemand zittend op een stoel en een ander op de leuning daarnaast. Als ze dan ook nog iets overlappen, kan dit een prachtige compositie zijn.
Denk ook even na over de hoogteverschillen. Deze moeten niet al te groot zijn, bijvoorbeeld iemand zittend op een krukje en daar iemand staand naast. Maar ook vind ik het zelf niet mooi als alle hoofden op één horizontale (of verticale) lijn zijn. Probeer hier in te variëren.
Afhankelijk van de gekozen compositie is een doek dan liggend of staand. Vierkant kan natuurlijk ook. Zelf kies ik hier niet zo vaak voor, maar het kan natuurlijk best mooi zijn.
Zorg er in ieder geval voor dat je vooraf goed nadenkt over dit soort zaken. Het is handig om eerst de compositie te bepalen en daarna pas een doek in een bijpassend formaat te kopen of te bestellen. Dan weet je zeker dat het helemaal naar wens is.
Mocht het zo zijn dat je een bestaand doek hebt waar een bepaalde compositie op moet komen die eigenlijk niet helemaal bij de verhoudingen van het doek past, probeer dit dan op te lossen door een bepaalde vlakverdeling/element toe te voegen. Denk bijvoorbeeld aan een raam, een schilderij of ander element in de achtergrond.
Ook kun je werken met toonverschil in de achtergrond, waardoor je dit soort ‘problemen’ kunt camoufleren. Het prettigst vind ik echter om te werken met een formaat/verhouding doek of papier dat precies bij de compositie past.
Eigenlijk is dit iets waar vaak aan voorbijgegaan wordt.
Je bent op een bepaald beeld “gevallen”. Een situatie, een persoon, een object, het licht, wat dan ook. Het trok je aandacht, je vond het mooi, of interessant. Je hebt er misschien een foto van gemaakt. Of je kwam de foto ergens tegen.
Vervolgens ga je aan het schilderen. En je kijkt naar alles. Naar de compositie, naar de vormen, naar de kleuren, naar licht en donker, naar de gelijkenis. En al doende raak je gewoon helemaal de reden kwijt waarom je er nou zo op viel. Je verzandt in allemaal andere zaken, soms bijzaken. Je gaat bijvoorbeeld zo door op de gelijkenis van een portret dat je het oog voor alle andere zaken helemaal kwijt raakt.
Dat is zo ontzettend jammer. Want dat kan de kracht van het hele beeld teniet doen.
Mijn advies is dan ook om vooraf te bepalen wat de reden is waarom jij dat portret nou juist wil schilderen.
Is het de uitstraling van je model? Zo ja: wat is dat voor uitstraling? Is melancholiek? Iets sterks? Iets stoers? Iets liefs? Iets verdrietigs? Wat is het?
Of is het het licht? Is het een contrast dat er inzit? Of zijn het de kleuren? Wat is het?
Zoek dit eerst goed uit. En schrijf het vervolgens op. En plak het op je ezel. En kijk hier gedurende het hele proces steeds naar! Zodat je niet vergeet om juist aan dat element heel veel aandacht te besteden. Juist dat element moet er goed uitkomen, want dat was nou precies waarom jij er zo op viel. Ik zal niet zeggen dat de rest niet belangrijk is, maar het is in elk geval minder belangrijk dan dat element!
Een klein voorbeeldje is een portret waar ik op dit moment mee bezig ben. Het is een portret van een vrouw, zittend in een stoel, buiten gesitueerd. Ze heeft lang haar en het licht is prachtig! Het licht schittert door een bladerdek heen en licht een kant van haar haar prachtig op. Het waait een beetje en een paar lokken zwieren in het licht. Samen met het licht op haar witte bloes en op haar handen geeft dit zo’n prachtig sprankelend beeld! Dus dát is wat eruit moet komen. Dat is waar het om gaat.
In dit geval betekent dit dat de partij (in dit geval de lucht) achter haar hoofd, en zeker aan de kant waar het lichte haar er mooi uit moet komen, iets meer toon (donkerder) moet zijn. Genoeg om het lichte haar mooi te kunnen schilderen. Verder moet er ook genoeg contrasten aangebracht worden in de witte bloes om het sprankelende licht hierop goed weer te geven.
En natuurlijk gaat het hiernaast ook om de gelijkenis. En om haar houding. En om de omgeving. Maar vooral dat sprankelende licht, dat waardoor ik verliefd werd op het plaatje, dat moet er vooral inkomen. Of eigenlijk: in blijven!
Heel vaak laat ik bij portretopdrachten de te portretteren mensen bij mij thuis komen. Ontzettend leuk en helemaal prima natuurlijk. Het scheelt mij tijd, de mensen kunnen in mijn atelier diverse voorbeeldportretten bekijken en ze vinden het vaak gewoon ook erg leuk om bij mij thuis langs te komen.
Een nadeel hiervan is echter, dat alles wat op het portret komt, bij mij vandaan komt. Er zitten geen elementen in van de mensen thuis. Dat hoeft helemaal niet erg te zijn, je kunt ook met een “verzonnen” achtergrond heel veel doen. Je kunt de achtergrond simpel houden, met alleen meer of minder toon en kleur. Of je kunt zelf een achtergrond erachter verzinnen, bijvoorbeeld een landschap of een fictief interieur. Zo heb ik eens een echtpaar geportretteerd met een koppel honden, gesitueerd in een verzonnen interieur, compleet met canapé, schouw en schilderij aan de muur.
Wat echter soms veel leuker is, dat is als de mensen geportretteerd worden in hun éigen interieur. Een interieur van iemand kan zoveel over iemand zeggen. Dat geeft zo’n eigenheid aan het portret, zoveel zeggingskracht. Echt een dimensie die je niet moet onderschatten.
In het voorbeeld hierboven is de vrouw geportretteerd in haar eigen omgeving, een kleuterklaslokaal, met tekeningen aan de wand van kinderen in haar klas. Wat mij betreft zegt dit zoveel over de vrouw in kwestie, dat het voor mij eigenlijk nauwelijks een optie was om haar in een andere omgeving te schilderen.
Op dit moment ben ik bezig met een portret van een vrouw die in haar eigen tuin zit, met haar eigen uitzicht op de achtergrond. Ook weer een dimensie die zoveel toevoegt aan het hele portret.
Het hoeft niet altijd zo uitgesproken. Je kunt je ook bijvoorbeeld beperken tot alleen het gebruik van kleuren uit het interieur van de geportretteerde. Subtieler, maar wel degelijk van invloed op de totale uitstraling van het portret.
Denk er maar eens over na en bekijk de mogelijkheden. En bedenk wat dit voor extra’s zou kunnen geven aan je portret(ten). Echt de moeite waard naar mijn mening!
Sinds november 2018 is het vervolg op de Basismodule Portretschilderen online: de Vervolgmodule. Er zijn twee varianten: de “gewone” Vervolgmodule en de Vervolgmodule Plus. Het verschil zit ‘m in de bijbehorende besloten Facebookgroep. In de Facebookgroep Plus wordt namelijk als extraatje elke twee weken een extra Verdiepingsvideo geplaatst, met aansluitend een live Facebook Vragenuurtje. Het eerste halfuur van het Vragenuurtje kunnen vragen gesteld worden over de Verdiepingsvideo. Het tweede halfuur kunnen vragen gesteld worden over elk onderwerp dat je maar wilt.
Het onderwerp van de Verdiepingsvideo komt van de cursisten zelf. Ze kunnen onderwerpen aandragen waar ze zelf tegenaan lopen en waar ze meer uitleg over willen. Superwaardevol natuurlijk, want echt “op maat”.
Er zijn inmiddels een aantal Verdiepingsvideo’s en live Vragenuurtjes geweest. Ontzettend leuk.
Een van de onderwerpen die aan bod kwamen , is het schilderen van ogen. Op de een of andere manier is dit vaak toch nog lastig voor mensen. Soms is een portret echt heel goed geschilderd, maar kunnen de ogen een enorme dissonant zijn. Men heeft heel snel de neiging om de ogen veel te groot te maken, de vorm van de iris niet correct te schilderen, de ogen helemaal donker en strak te omranden en de wimpers er heel onnatuurlijk in te schilderen. Ook de vorm van de ogen (en wenkbrauwen, want die horen er ook bij) wijkt vaak enorm af van de ware vormen.
In de Verdiepingsvideo liet ik precies zien, aan de hand van een schilderdemonstratie, hoe je het schilderen van een oog aan kunt pakken.
Een heel handige manier om te controleren of het allemaal goed gaat, is door goed te kijken naar de juiste vorm van de lijnen. Daarmee bedoel ik: zijn het “holle” of “bolle” of “rechte” lijnen. Als je goed kijkt naar de vorm van een oog, dan kun je zien dat de vormen uit deze drie vormen bestaan. Op het ene stukje kan een lijn hol zijn, een stukje verder weer bol, etc. Of recht natuurlijk. Daarbij kun je kijken hoe recht of schuin de lijn loopt.
Verder is het belangrijk om te kijken waar het hoogste of laagste punt van de diverse vormen zit. Iets dat heel vaak verkeerd gaat. En dan onderling afmeten hoe dit ten opzichte van elkaar ligt. Dus bv: wat is het hoogste punt van de wenkbrauw? Van de bovenkant van het oog? Van de iris? Op welke hoogte ten opzichte van de rest zit de binnenooghoek en de buitenooghoek. Ontzettend handig om dit goed in de gaten te houden.
Ook kun je de zogenaamde “negatieve” vormen in de gaten houden. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld het “wit” van het oog. Wat voor vorm heeft dit? Controleer of die vorm overeenkomt met je voorbeeld. Dus: net zo breed, net zo hoog, zelfde vorm (holle en/of bolle vormen).
Maar ook bijvoorbeeld de vorm die ontstaat tussen de bovenkant van het oog en de wenkbrauw. Hoe breed is die? Hoe hoog? Wat is precies de vorm?
Als je bovenstaande punten consequent in de gaten houdt en telkens tijdens het schilderen controleert, kan het eigenlijk bijna niet mis gaan met de juiste vorm van oog en wenkbrauw. Zeker niet als je steeds de positie van de diverse lijnen en vormen tegen elkaar afmeet.
Bekijk op bovenstaande manier maar eens door jou geschilderde ogen. Ik ben benieuwd of je daar nu anders naar kijkt dan hiervoor!
Naast allerlei tips op het gebied van het schilderen zelf, kan het ook fijn zijn om wat praktische tips te krijgen over bijvoorbeeld het onderhoud van je materialen. In deze Inspiratiemail ga ik je iets vertellen over het gebruik en onderhoud van een palet, terpentine en penselen.
Als palet gebruik ik sinds enige tijd een glazen plaat. Het grote voordeel hiervan is dat je het heel gemakkelijk schoon kunt maken.
Eigenlijk is het gewoon een plaat van gehard glas met wat afgeronde zijkanten. Die heb ik bij de glashandel op maat laten maken, in dezelfde afmeting als de trolley waarop hij moet komen te liggen. Die trolley (op wieltjes dus) is op zo’n hoogte dat als ik sta te schilderen, ik niet hoef te bukken als ik bij mijn palet wil.
Onder de glazen plaat heb ik een grijs papier gelegd in een middentoon. Dit zorgt ervoor dat ik gemakkelijker de juiste toon kan vinden bij het mengen van mijn verf.
De olieverf knijp ik vervolgens in redelijk grote hoopjes uit op de randen van mijn palet. Ik doe dit altijd in een vaste volgorde. Ik begin met de gelen, dan de roden, dan de oker, dan de oxide rood en bruin, vervolgens de blauwen. Een grote hoop wit komt op een aparte plek op mijn palet.
De vaste volgorde is belangrijk, omdat je dan altijd zonder kijken weet waar je de kleur kunt vinden. Je hoeft nooit te zoeken.
Het midden is het stuk waar ik de kleuren meng.
Als ik klaar ben met schilderen, maak ik het middenstuk van het glazen palet schoon. De hoopjes verf op de randen blijven gewoon liggen. Voor dit schoonmaken gebruik ik een zogenaamde “glasschraper”. Je veegt hiermee moeiteloos de verf van je palet af. Ik veeg dit dan af aan een doek. Daarna nog even met een doek over het midden voor de allerlaatste restjes en je palet is weer klaar voor de volgende schildersessie. Super gemakkelijk!
De terpentine die ik gebruikt heb (ik gebruik altijd geurloze terpentine – van de Action) laat ik staan. Na een paar dagen is de verf in de terpentine naar beneden gezakt. Je kunt dan heel gemakkelijk de schone terpentine die daarboven zit afgieten in een andere pot. Zo begin je weer met lekker schone terpentine. Het zaksel onderuit de oude pot maak ik weer een beetje los met een klein scheutje terpentine en giet ik over in een andere, bewaarpot. Datzelfde proces herhaal ik na elke schilderbeurt. Zodra de bewaarpot vol is, giet ik de schone terpentine van de bovenkant weer af en deze kan ik weer gebruiken. Het zaksel blijft achter. Zodra de pot vol is met zaksel kan hij afgevoerd worden.
De penselen die ik heb gebruikt, spoel ik na het schilderen uit in de terpentine. Even droog maken met een doekje en vervolgens met een beetje Dreft uitspoelen onder de kraan. Daarna zet ik ze met de goede kant naar boven in een augurkenpot te drogen. Op deze manier blijven je penselen prachtig en gaan ze dus heel lang mee.
Bovenstaande werkwijze bevalt mij al jaren bijzonder goed. Geen overbodige verspilling van materiaal en je spullen blijven in goede conditie!
Vorig week heb ik, op verzoek van de cursisten van de Plus-module, een Verdiepingsvideo gemaakt over het schilderen van handen.
Eigenlijk kun je wel stellen dat handen een portret op zich zijn. Kijk maar eens om je heen naar de verschillende soorten handen. De een heeft heel stoere werkhanden, met stevige “vlezige” vingers. De ander heeft heel zachte, gevoelige handen. Weer een ander knokige handen of rimpelige of slanke of elegante of…. en ga zo maar door.
Ook de manier waarop iemand zijn of haar handen beweegt, of neerlegt of laat hangen kan heel specifiek zijn. Let er maar eens op, zo bijzonder en zo ontzettend leuk om te ontdekken!
Dat betekent natuurlijk ook dat je niet zomaar wat kunt doen, als je besluit om een portret te schilderen waarop ook de handen worden afgebeeld. Je moet die handen dan, net zoals het gezicht, echt bestuderen. Bekijken wat een specifieke houding is voor de te portretteren persoon en goed kijken naar de kenmerken van die handen.
Als je dan gaat schilderen, ga ik, na de eerste schets, altijd uit van vier basistonen. Ik begin altijd met een basistoon en -kleur over de hele handen aan te brengen. Dit doe ik al heel vroeg in het schilderproces, gewoon als ik nog met het gezicht bezig ben. Dan heb je alvast maar wat. Vervolgens kijk ik goed waar de allerdonkerste tonen zitten. Die breng ik dan aan. Daarna volgen de donkere tonen, de allerlichtste tonen en de middentonen.
Zodra de tonen min of meer op de goede plek zitten, werk ik de partijen enigszins in elkaar. Ik doe dit op een luchtige wijze waardoor er wat beweging wordt gesuggereerd.
Vervolgens ga ik verder met detailleren. Ik ga de vormen van de vingers, waar dat nodig is, verbeteren. Ook is dit het moment dat ik de nagels waar nodig iets verder uitwerk.
Tussendoor ga ik nog eens kijken of ik alle tonen er helemaal goed in heb zitten. Daar waar dat nodig is corrigeer ik dat.
Ook de koele en de warme kleuren worden aangebracht. Daar waar ik duidelijk koele kleuren zie, zet ik die erin. Hetzelfde geldt voor de warme kleuren. Soms kunnen stukjes bijna rood-oranje van kleur zijn. Heel mooi in combinatie met bijvoorbeeld koele lila of blauwe of groene kleuren.
Als ik hierna een geheel heb waarbij ik de handen goed heb getypeerd, alle tonen er op de juiste plek inzitten en er gebruik is gemaakt van koele en warme kleuren is het tijd om te stoppen. Ik vind het mooi om handen niet al te erg uit te werken, ze wat luchtig en beweeglijk te houden.
Vorig week heb ik, op verzoek van de cursisten van de Plus-module, een Verdiepingsvideo gemaakt over het schilderen van monden.
Vooraf is het goed om even te letten op de juiste uitdrukking van de mond. Een breeduit lachende mond vind ik zelf vaak minder geschikt voor een portret. Als je je voorstelt dat iemand voor je poseert, kun je je voorstellen dat die persoon ook niet de hele tijd met een smile van oor tot oor naar je aan het kijken is. Ook een mond met gespannen samengeknepen lippen vind ik minder mooi voor een portret. Een mooie, ontspannen mond, met eventueel de lippen ietsje van elkaar, vind ik het mooist voor een portret.
Net als bij de rest van je portret, dus bij het gezicht, het haar, neus, ogen , kleding etc. gaat het ook bij het schilderen van een mond om het schilderen van de juiste tonen, vormen en kleuren. Niks meer en niks minder.
Daarnaast vind ik het bij een mond enorm belangrijk om je te realiseren dat een mond eigenlijk altijd beweegt. Het is geen statisch gebeuren. Dat betekent dat er ook beweging in geschilderd moet worden.
Dé manier om dit te doen, is door de contouren, daar waar je ze niet scherp ziet, ook zeker niet scherp te schilderen. Je mag gerust je kwast er af en toe eens doorheen halen!
Als je daarna bij het detailleren tóch vindt dat er iets netter gemaakt moet worden, kun je dat altijd nog doen. Maar ik ga altijd uit van een heel losse, beweeglijke basis.
Let bij het schilderen van tanden op dat je ze niet te wit maakt. Die neiging hebben veel mensen. Vaak liggen ze wat in de schaduw, waardoor ze aardig wat toon kunnen gebruiken.
Schilder tanden ook niet allemaal keurig 1 voor 1. Ook hier geldt weer: ga uit van die losse basis, in de juiste toon en kleur en ga dan heel ietsje detailleren. Hierbij is met name de vorm van de tanden belangrijk. Die is voor veel mensen weer anders. Dus geef hier iets van aan.
En last but not least: ga vooral niet te ver door met detailleren en netjes maken. Houd het los, luchtig en beweeglijk!
Waarschijnlijk heb ik het er al eens eerder over gehad. Het is iets dat aan de ene kant heel simpel is, maar aan de andere kant toch heel vaak heel anders wordt gedaan.
Ik heb het hier over een beperkt kleurenpalet.
Zelf ben ik een groot voorstander van een beperkt kleurenpalet. Als je weet dat je in principe gewoon alle kleuren kunt mengen met rood, geel en blauw, waarom zou je dan al die andere kleuren kopen?
Omdat het ene rood het andere niet is en het ene blauw ook echt anders is dan het andere, mag je van mij wel een beetje smokkelen. Daarom heb ik een koel rood en een warm rood, een koel geel en een warm geel en een ultramarijn en een turquois op mijn palet.
Daarbij, omdat dat voor portretten zulke fijne kleuren zijn, een okergeel en een oxide rood.
Last but not least heb je daar uiteraard ook nog een lekker grote tube wit bij nodig. Behalve bij aquarel, want daar is wit het wit van je papier.
Anders Zorn
Wie met een nog veel meer beperkt kleurenpalet schilderde, was Anders Zorn, een Zweedse portretschilder die leefde van 1860 tot 1920.
Zijn palet is bekend onder de naam “Het Zorn palet” en bestaat slechts uit de volgende kleuren:
Cadmiumrood
Okergeel
Ivoorzwart
Titaanwit.
Zorn was in staat om met dit beperkte kleurenpalet de meest prachtige kleuren te mengen en portretten te schilderen.
Ivoorzwart is blauwachtig zwart. Gemengd met veel wit wordt dit een zacht blauw. Als je dat blauw plaatst naast een oranje kleur (gemengd door rood, oker en wit), wordt de blauwe kleur voor het oog versterkt. Dit verschijnsel noem je het simultaancontrast. Als je dit weer mengt met gele oker, dan krijg je een soort groen.
Misschien is het wel eens een leuke uitdaging voor jou om dit Zorn palet ook eens te proberen? Tenslotte geldt vaak: in de beperking toont zich de meester!
Google hem maar eens om zijn werk te bekijken!
Heel vaak wordt er in eerste instantie niet zo heel veel aandacht gegeven aan de ondergrond van het portret. Eigenlijk vind ik dat best wel gek.
Onlangs heb ik er een hele verdiepingsvideo in de Vervolgmodule Plus aan gewijd: het opzetten van een ondergrond. Ik heb het verschil laten zien tussen het opzetten van je portret op een leeg, wit doek en het opzetten op een doek met een getinte ondergrond, in een middentoon.
Ik liet het laatst nog aan een nieuwe klant zien, die op bezoek. Ze schilderde zelf en tja, dan wordt toch een beetje mijn “docenten-kant” wakker gemaakt. Ook al kwam ze gewoon voor het laten portretteren van haar kleindochter, ik kon het toch niet laten om haar iets te leren.
Dat kwam eigenlijk vooral doordat ze wat werk liet zien dat ze zelf had gemaakt. Heel aardig geschilderde portretten. Ik zag direct wat ik eraan miste en toen ze een portret liet zien waar ze nog mee bezig was, werd mijn vermoeden direct bevestigd. “Ik moet de achtergrond nog doen”, zei ze. Het hele portret stond er eigenlijk al op, alleen de achtergrond was nog maagdelijk wit.
“Maar hoe wil je dat dan nu nog een beetje lekker voor elkaar krijgen?”, was mijn vraag. Ze wilde er “omheen schilderen”, zei ze.
Ik weet dat dat een haast onbegonnen klus is. Zeker als je het een beetje los en lekker wilt houden. Het wordt dan gewoon toch altijd een beetje “uitgeknipt” en “in elkaar gekuntseld”.
Dus ik raadde haar aan om in het vervolg gewoon te beginnen met de ondergrond. In een (lichte) middentoon. Om te beginnen omdat je dan al lekker wat hebt. En ten tweede omdat je dan ook beter kunt beoordelen of je de tonen in je portret goed erop zet. Alles wat lichter is dan die middentoon moet lichter worden en alles wat donkerder is dan die middentoon moet donkerder worden.
Eigenlijk zo simpel als wat.
“Maar hoe maak ik die ondergrond dan? In welke kleur bijvoorbeeld?”. Nou, ook dat is best heel simpel. Laat je gewoon leiden door het portret dat je gaat schilderen. Misschien een kleur die je terug ziet komen in de kleding. Of in een schaduw. Bedenk dan daarbij wel dat een felle kleur heel aanwezig is en naar je toekomt. Ik vind het zelf beter om een wat meer gematigde kleur te gebruiken, bv een grijzig, groenig, blauwig. Oker-achtig kan ook, of violet.
Laat je voor wat betreft de penseelvoering leiden door je onderwerp. Een heel dynamisch persoon zal je wellicht wat meer “schwung” meegeven dan een heel rustig type.
“Mijn verf droogt zo snel op mijn palet”
Een heel praktisch “probleem”. Nou ja, probleem… ik heb er eerlijk gezegd helemaal geen last van. Maar dat komt misschien omdat ik er ook een paar super praktische oplossingen voor heb.
Om te beginnen, en ik spreek nu even als olieverfschilder, gebruik ik een glazen palet. En dan van een beetje ruim formaat, zeg 50×60 cm. Dit heb ik gewoon bij de glashandel op maat laten maken, de randen mooi afgerond. Wat je ook kan doen, dat is een glazen snijplank bij de Blokker oid kopen. Vaak wel wat kleiner van formaat, maar ook prima bruikbaar. Neem er dan wel een met een gladde kant.
De glasplaat leg ik op een trolley. Onder de glasplaat komt een vel papier in een middengrijze toon en kleur.
Vervolgens verdeel ik mijn verf over de randen van het palet. Ik houd altijd dezelfde volgorde aan, zo kun je blindelings je kleuren vinden.
En dan komt het belangrijkste: maak flinke hoopjes verf! Dus niet van die zuinige kleine knijpjes, nee, gewoon lekker een flinke klodder op je palet van elke kleur!
Het mengen doe je vervolgens in het midden van de glasplaat. De lekkere verse hoopjes verf aan de rand van je palet probeer je zo schoon mogelijk te houden. Ga dus niet telkens met een vieze kwast door je schone verfjes heen.
Het midden van je palet kun je telkens met een glasschraper schoonmaken. Daarna nog even met je doekje erover en het is weer gereed voor de volgende mengingen.
Doordat je flinke hoopjes verf hebt, zal alleen over het buitenste deel van de hoopjes verf een dun velletje ontstaan. De volgende keer dat je weer gaat schilderen, kun je dit velletje er voorzichtig afwippen en eronder komt weer heerlijke verse verf tevoorschijn!
Natuurlijk moet je niet weken wachten met weer gaan schilderen. Maar zeg nou zelf, dat wíl je toch ook helemaal niet??
“Ik vind het erg moeilijk om de juiste kleur voor de huid te vinden”.
Iedereen heeft een andere huidskleur. Nog afgezien van de verschillende huidskleuren voor de verschillende rassen, zijn er ook nog heel veel verschillen tussen de huidskleuren van mensen van hetzelfde ras.
Kijk maar eens om je heen. De een heeft een heel rossige kleur, de ander bijna doorschijnend blauwig, weer een ander heeft er wat geel in zitten.
Ook per persoon zitten er weer verschillende kleuren in een gezicht. Zo is het op een voorhoofd vaak wat gelig (oker), rond neus, wangen, kin en oren is het vaak wat warmer van kleur.
Als je uitgaat van een standaard huidskleur en die aanpast met ietsje van de kleuren die je ziet, kan je bijna niet fout gaan.
In mijn cursus laat ik je zien welke kleur(en) je het beste als basis kunt gebruiken en hoe je de diverse nuances er gemakkelijk in kunt schilderen.
“Het lijkt wel of ze mij niet goed aankijkt”.
Dit is echt zoiets waar veel cursisten moeite mee hebben. Om te beginnen hebben veel mensen de neiging om de ogen en dan met name de irissen te groot te schilderen. Kijk eens goed naar je voorbeeld, dan zul je zien dat die irissen vaak helemaal niet zo enorm groot zijn. En al helemaal niet rond. Kijk maar eens goed. Boven- en onderkant zie je vaak niet eens omdat daar de oogleden gedeeltelijk overheen zitten. Dus boven- en onderkant zijn vaak iets afgesneden.
Verder moet je goed kijken hoe ver naar links of naar rechts de irissen zitten. Hoeveel wit zit er aan de linkerkant en hoeveel aan de rechterkant? Dit maakt dat iemand je aankijkt of juist net (of helemaal) niet. Het zijn soms fracties van milimeters die net het verschil kunnen maken. Dus als het niet goed is op je portret, net zo lang schuiven en aanpassen totdat het wel goed is.
Enne… dat oogwit… Dat is echt niet wit hoor! Kijk maar eens goed wat er voor kleur in zit en hoeveel schaduw!
“Die haren, dat is een drama!”
Ook weer zoiets. Haren schilderen. Voor de meesten een crime. Want hoe pak je dat aan?
Bijna iedereen begint onmiddellijk met het schilderen van alle haartjes die ze zien. Maar ja, je snapt al, dat is natuurlijk ondoenlijk. Bovendien is het effect dat je dan krijgt veel te stijf en precies. Niet wat je wilt als je een fijn en los geschilderd portret wilt maken.
Hoe doe je het dan wel? Ik adviseer aan mijn cursisten om in eerste instantie uit te gaan van de grote partijen. Dus om eerst de grote donkere en lichtere partijen er in de juiste toon en kleur in te schilderen. Als dat er goed inzit, kun je wat meer gaan detailleren. Je kiest dan zelf wat je er iets uit wilt lichten. Zie je een licht plukje haar wat het zo leuk doet? Schilder dit er dan iets scherper en preciezer in. Kies op deze wijze een paar plekken waar je wat meer aandacht aan wilt geven en werk die dus wat verder uit. Moet je kijken wat deze werkwijze een verschil geeft!
Het schilderen van een portret begint natuurlijk bij de eerste opzet. Als je eerste opzet er niet lekker opstaat dan kan je de rest eigenlijk ook wel vergeten.
Het is belangrijk dat de compositie mooi is, dat het “klopt”, dat het in balans is. Vaak zie je beginnende cursisten een hoofd heel klein en helemaal onderaan op het doek zetten. Alsof ze bang zijn voor het grote witte vlak. Al snel leren ze dat het veel mooier is om het wat hoger te plaatsen en ook het formaat af te stemmen op de grootte van het doek (of omgekeerd natuurlijk).
Om de schets op het doek te krijgen bestaan verschillende manieren. Je kunt het helemaal uitmeten, met vierkantjes. Of je kunt het overnemen met een projector of door middel van een doordruk. Wat je ook kunt doen is het gewoon uit de losse pols op het doek schetsen.
De laatste methode wordt ook gebruikt bij het schilderen naar een levend model. Dus niet van een foto, maar iemand voor je laten poseren en dat schilderen. Het voordeel van deze werkwijze is dat een portret dat op deze manier wordt geschilderd over het algemeen veel losser en vrijer is dan een portret dat van een foto wordt geschilderd. Je kunt je bij het schilderen “naar het leven” ook gemakkelijker laten beïnvloeden door het model zelf. Het eindresultaat is vaak veel sprankelender en levendiger.
Nadelen bij deze methode kunnen zijn dat je je erg af laat leiden tijdens het praten met het model of dat je model tijdens langdurig poseren “in kan zakken” waardoor het een wat matte en vermoeide uitstraling kan krijgen.
Alhoewel ik bij mijn opdrachten tegenwoordig bijna uitsluitend naar foto’s werk, mis ik het vrije en losse schilderen bij het werken naar model soms wel. Tijd om daar weer eens flink mee aan de gang te gaan!
“Mijn portretten worden altijd zo stijfjes”
Ook al is het bij het schilderen naar een levend model wat eenvoudiger om beweging in een portret schilderen, ook bij het schilderen naar foto’s is dit heel goed te doen.
Het heeft alles te maken met de manier waarop je schildert. Hoe zet je de verf op je doek? Hoe werk je de partijen in elkaar? Hoe ga je om met de overgangen? Met de achtergrond? En hoe sta je achter (voor) je ezel? Sta je eigenlijk wel, of zit je? Hoe gebruik je je arm bij het schilderen? Hoe hou je je penseel vast? Hoeveel afstand heb je tot je doek? Allemaal dingen die bijdragen aan een lekker los geschilderd portret.
Bij de methode die ik hanteer kun je eigenlijk bijna niet anders dan los en met beweging schilderen. Tenzij je te lang (ver) doorgaat met detailleren. Of gaat poetsen. Of de methode niet goed volgt natuurlijk;).
Een kenmerk van mijn losse portretten is dat ik zoveel mogelijk juist niet wil detailleren. Dat ik vlotte penseelstreken die goed op hun plek staan en goed van kleur en toon zijn, gewoon zo laat staan. Alleen dingen waarvan ik besloten heb dat ik ze verder wil detailleren, bijvoorbeeld voor een juiste gelijkenis, ga ik wat verder uitwerken. Maar altijd zonder de penseelstreek en de vlotheid te verliezen!
Als mensen een portret willen laten schilderen, dan is het natuurlijk van belang wat ze voor kleding aan hebben. Voor wat voor stijl wordt gekozen, wat voor kleuren en of het effen kleding of kleding met een patroon is. En als het om een portret met meerdere mensen gaat dan is het ook belangrijk dat het allemaal een beetje met elkaar matcht.
Daarbij willen mensen ook regelmatig bepaalde sierraden op hun portret terugzien. Soms kan dat ook heel veel toevoegen. Neem bijvoorbeeld (een stukje van) een stoer horloge, dat kan het karakter van een geportretteerde ook echt onderstrepen. Of een parelketting. Maar het kan ook die ene ring van oma zijn of een ketting met een hanger of oorbellen met een speciale betekenis.
Wel is het belangrijk om de sierraden wel aanwezig te laten zijn, maar niet een hoofdrol te laten spelen op het schilderij. Dus probeer het met enige mate van subtiliteit te schilderen. Een parelketting bijvoorbeeld hoef je echt niet parel voor parel te schilderen. Let vooral goed op de lichtval en de hoge glansjes. Dat is vaak al voldoende om het te suggereren. Voor die glansjes mag je gerust wat dikkere verf gebruiken. Daar kaatst het licht als het ware op terug.
En als je dan afspreekt om bepaalde sierraden af te beelden op een portret, vergeet dit dan vooral ook niet om ook daadwerkelijk te doen! Zo heb ik eens bij een opdracht gehad dat ik afgesproken had om een ketting met een bepaalde hanger toe te voegen aan het portret. De opdrachtgever had nog behoorlijk wat extra moeite gedaan om foto’s van de bewuste hanger te maken, wat niet meeviel, want het ging om een verrassing. We hadden ook de juiste kleur van de hanger nog goed afgestemd, want die was essentieel. Toen het portret klaar was en de opdrachtgever het portret kwam bekijken, viel hem dan ook bijna onmiddellijk op dat ik de ketting niet had geschilderd. Ik was zo bezig geweest met het portret zelf, dat ik de hele ketting glad was vergeten! Ondanks dat ik aanbood om de ketting er alsnog in te schilderen, vond hij dat toch niet nodig. En dat vond ik eigenlijk ook, ze was al zo mooi, ze had totaal geen ketting nodig.
“Wat moet ik met de achtergrond doen?” Een veelgestelde vraag van mijn cursisten.
Een achtergrond van een portret is vaak een ondergeschoven kindje. En dat terwijl je zoveel uit kunt drukken met een achtergrond.
Is de geportretteerde persoon echt een buitenmens? Dan houd ik ervan om groen in de achtergrond te verwerken. Of groen met blauw. Dat geeft een gevoel van vrijheid en van buiten. En als het een gedetailleerde achtergrond moet zijn, dan kun je een deel afbeelden van een uitzicht, bijvoorbeeld weilanden, water, bomen, bloemen, een raam. Waak er wel voor dat de achtergrond niet de hoofdrol op gaat eisen. Het gaat natuurlijk om het portret. De achtergrond zou moeten ondersteunen.
Moet het een wat formeler portret worden? Dan kun je voor het afbeelden van een deel van een interieur kiezen, bijvoorbeeld een achtergrond met een stukje van een schilderij, een gordijn, een schouw of pilaar. En onthoud dan dat verticale lijnen vaak iets statigs toevoegen.
Maar ook lossere achtergronden probeer ik altijd zo te schilderen dat ze bij de persoon passen. Qua kleur, maar ook qua toets. Is het een wat strakker persoon? Dan kun je wat strakkere lijnen en penseelstreken gebruiken. Een wat losser persoon? Dan mag het wat zwieriger. Een heel sterke persoonlijkheid kan wat meer kleur en toon gebruiken dan iemand met een wat zachtere uitstraling.
Het is heel leuk om daar mee te experimenteren. Probeer wel altijd om ergens voor te kiezen en ook echt iets met die achtergrond te doen.
Naast olieverf en acrylverf kun je natuurlijk ook met aquarelverf portretten schilderen. De transparantie, de schitterende kleuren en de vlotheid en spontaniteit geven een aquarel een heel bijzondere uitstraling.
Voor het aquarelleren heb je weinig materiaal nodig. Een beperkt aantal kleuren verf, een goed penseel met een goede punt, papier, potlood, een simpel wit bord en water is eigenlijk alles wat je nodig hebt.
Aquarelverf bestaat vrijwel alleen uit zuivere pigmenten vermengd met arabische gom als bindmiddel. Het wordt aangeboden in tubetjes en in napjes/blokjes.
Je lost de verf op door het te vermengen met water.
Er wordt bij het aquarelleren geen witte verf gebruikt om de kleuren/tonen lichter te maken. Om de kleuren/tonen lichter te maken, wordt meer water toegevoegd.
Het wit van het papier is het wit in je portret. Het is dus van belang om heel zorgvuldig om te gaan met de lichtste delen in je portret en deze zorgvuldig uit te sparen.
Aquarelpapier is in verschillende grofheden verkrijgbaar. Elk soort papier heeft zijn eigen effect. Voor portretten is het over het algemeen prettiger om papier met een niet al te grove structuur te gebruiken. Je kunt dan wat beter details schilderen. Uiteraard kun je wel grof papier gebruik als je het leuk vindt om een bepaald effect te krijgen.
De eerste opzet/schets maak je met potlood. Gebruik hier een middenzacht potlood voor. Vervolgens kun je nat-in-nat of in transparante lagen over elkaar heen aan je portret werken. Denk bijvoorbeeld eens aan een blos op een wang, die kun je zo heerlijk nat-in-nat erin schilderen. Een combinatie van deze twee is vaak ook heel erg mooi. Een afwisseling van harde randen en zachte overgangen kan je bijna met geen enkele andere techniek zo mooi bereiken.
De potloodlijnen van de eerste schets/opzet kunnen ook heel fijn mee blijven doen en echt van toegevoegde waarde zijn in het portret. Door de transparantie van de verf blijven deze heel mooi door de lagen heen schijnen.
Alhoewel veel beginnende schilders starten met aquarel, is het bepaald geen gemakkelijke techniek. Je moet goed nadenken voordat je iets doet, want eenmaal neergezet is het vrij lastig te corrigeren. Het bewaren van het licht in de aquarel is soms ook echt lastig. Ook moet je in het begin wennen aan het gebruiken van de juiste hoeveelheid water. Voor het ene effect heb je meer water nodig dan het andere. Als je teveel water gebruikt kun je onbedoeld van die “kringen” krijgen in je werk. Deze ontstaan doordat het pigment zich niet gelijkmatig verdeelt, maar zich in kringen concentreert.
Aquarelverf droogt snel. Dat kan een voordeel zijn, omdat je dan snel weer een nieuwe (transparante) laag verf aan kunt brengen. Maar het kan ook een nadeel zijn als je wat langer in een laag zou willen blijven werken.
Wat ik vooral zo mooi vindt aan een aquarel zijn de vlotheid en het losse effect. De transparante, deels in elkaar vloeiende kleuren geven het een charme die bijna niet te overtreffen is!
“Het ziet er zo uitgeknipt uit”
Wat je heel vaak ziet bij geschilderde portretten is dat het portret heel scherp is afgebakend van de achtergrond. Dat is toch zo jammer!
Het is zo ontzettend veel mooier als het portret gedeeltelijk meer in de achtergrond is “weggeschilderd”. Dus kijk eens goed naar je voorbeeld en bekijk welke delen je daarvoor kunt gebruiken. Bijvoorbeeld een deel van het haar. Dat kun je vast en zeker gedeeltelijk wat over laten gaan in de achtergrond. Maar soms ook een stukje van een wang, een schouder, een oor.
Bij olieverf is en soms gewoon een kwestie van even je kwast door de overgang en het is al opgelost. Bij aquarelverf zul je iets bewuster bijvoorbeeld een deel van de achtergrond samen moeten trekken met een deel van het portret. Je kunt dan later bijvoorbeeld nog eens een partijtje erover heen schilderen om beide delen net weer ietsje van elkaar te scheiden.
Probeer het maar eens, dan zul je zien wat dit doet.
In dit kader ook: maak goed gebruik van harde en zachte overgangen.
Bij olieverf (en acrylverf) werkt het maken van een zachte overgang door weer door even je kwast door de overgang te halen.
Bij aquarelverf kun je een beetje water tegen de geschilderde partij aanzetten, waardoor het pigment zich zal verspreiden over het gedeelte waar het papier natgemaakt is. Wil je een klein randje uit laten lopen? Dan maak je een heel klein stukje nat. Wil je een veel groter deel uit laten lopen? Dan maak je een veel groter deel nat. Het water inclusief het pigment zal zich dan tot daar gaan verspreiden.
Juist die dynamiek, die afwisseling maakt een portret zo interessant en leuk om naar te kijken.
Kijk maar eens goed naar portretten van portretschilders die je bewondert. Frans Hals bijvoorbeeld, of John Singer Sargent, of Rembrandt. Kijk maar eens hoe zij dit hebben toegepast in hun portretten. Je zult versteld staan!
Haren schilderen, waarom toch zo lastig?
Ik merk bij mijn cursisten dat zij het schilderen van haren op de een of andere manier vaak heel erg lastig vinden.
Dan zie je een portret dat echt heerlijk geschilderd is. Lekker vlot en los, alle tonen er goed in, mooi van kleur. Helemaal goed. Maar dan het haar… Ze zijn dan soms zo bezig met het schilderen van alle haartjes en het mengen van de juiste kleur, dat ze helemaal vergeten dat er ook nog TOON in het haar zit. Schaduwpartijen, lichte partijen. En die zijn eigenlijk veel belangrijker dan al die haartjes en precies de goede kleur.
Mijn tip is dan dus: zorg eerst eens dat je al die schaduwpartijen er goed in hebt zitten! Eigenlijk net als met een gezicht, ook daar is het superbelangrijk dat alle schaduwpartijen er goed inzitten, want die maken uiteindelijk de vorm in het gezicht.
Dus kijk door je oogharen en ontdek waar alle donkere, lichte en middenpartijen zitten en bekijk hoe donker of hoe licht ze precies zijn. Doe dan je ogen open en kijk wat voor kleur je voor die drie partijen wilt nemen. En zet die partijen er dan op de juiste plaats in. Dat mag best heel grof. En als dat helemaal goed zit, dan ga je wat verfijnen, iets detail aanbrengen. Je kijkt welke haarpartijen er scherp uitspringen, waar je oog onmiddellijk op valt als je ernaar kijkt. Die ga je wat meer gedetailleerd uit laten komen. Waak ervoor om te veel te willen detailleren. Dit is helemaal niet nodig en gaat ten koste van het losse effect. Pak alleen die stukjes die eruit springen.
Probeer het maar eens op deze simpele manier. Je zult zien dat deze simpele manier van werken snel fraaier is dan al die haartjes schilderen!
“Met welke kleur moet je een donkere huidskleur schilderen?”
Deze vraag kreeg ik gisteren van iemand. Dan zeg ik eerst: “Gewoon met dezelfde kleuren die je voor al je andere portretten gebruikt”.
Flauw misschien, maar zo is het natuurlijk ook wel. Ik ga niet opeens heel andere kleuren gebruiken. Maar het zit ‘m uiteraard in de verhoudingen en in de toon (licht/donker). Er zijn trouwens heel veel verschillende donkere huidskleuren. Zoals de ene blanke een meer gelige of rode kleur heeft dan de ander, zo is het bij de gekleurde huid ook zo dat de een veel koeler is dan de andere. Als je uitgaat van een wat donkerdere basis, bijvoorbeeld oxide bruin, kun je daar wat blauw doorheen mengen. Of wat (oxide) rood. Of wat oker. Of een combinatie.
Zoals in het portret van het meisje hierboven, zie je dat ik ook heel veel verschillende kleuren heb gebruikt. De basis is donker. En op plekken heb ik daar wat blauw doorheen zitten, maar soms ook wat lila of wat rood, of wat oker.
Als je wat beter kijkt naar portretten die door (amateur)schilders geschilderd zijn dan valt op dat veel van die portretten best heel erg leuk geschilderd zijn, maar dat je op de een of andere manier soms gewoon iets mist. Vaak zit ‘m dat in de schaduwpartijen. Die zitten er nog niet goed genoeg van toon in, veel te voorzichtig of soms zelfs helemaal niet!
Het is ook niet heel gemakkelijk hoor, je moet het ook echt leren zien en dat is gewoon een kwestie van veel kijken en veel doen. Je zult zien dat hoe meer je schildert, hoe gemakkelijker het je af gaat.
Wat hier ontzettend bij helpt, is om eerst een onderschildering te maken in een kleur. Zo leer ik het de cursisten in mijn online cursus ook. Regelmatig valt mij op dat er “wel even iets aan die onderschildering” is gedaan, maar dat het lijkt alsof er zoveel haast (of zin) is om verder te gaan, dat deze fase een beetje overgeslagen/afgeraffeld wordt. En dat is nou echt zo ontzettend jammer. Want onderschat dit niet, dit is een superbelangrijk onderdeel! Niet alleen leer je in deze fase heel erg goed kijken, ook heb je er enorm veel houvast aan in je verdere portret. Als de schaduwpartijen er in deze fase helemaal goed inzitten, weet je precies waar ze er in de volgende fases van je portret in moeten zitten!
Ikzelf doe dit ook, en met mij heel veel andere schilders, zeker ook uit het verleden. Wat denk je, dat ik dat zou doen als het nutteloos was? Als er iemand ongeduldig is, dan ben ik dat wel! Maar ik zie echt het belang ervan in en daarom doe ik het altijd!
Dus: mijn advies aan jullie allemaal: besteed ruim aandacht aan die onderschildering! Niet zomaar even hup hup en dan weer door naar de volgende fase, nee, zorg dat die onderschildering zo mooi is geworden dat je er bijna niet meer overheen wilt gaan. Pas dan is hij goed genoeg om door te gaan naar de volgende fase. En je zult zien hoeveel aardigheid je erin gaat krijgen en hoeveel je ervan leert en hoeveel beter je zult gaan kijken!
En dan als laatste: KIJK CONTINU DOOR JE OOGHAREN. Zeker bij de onderschildering! Maar ook bij de rest van je portret. Blijf dat gedurende je hele portret telkens weer doen. Steeds kijken of het licht/donker goed op zijn plek zit, vergelijken foto-schilderij-foto-schilderij-foto-schilderij. Telkens weer en dan alleen naar die lichte en donkere partijen kijken, naar de plaats, vorm en toon van de schaduwpartijen. Want weet je: als die er goed inzitten, kan het eigenlijk bijna niet meer mis!
Heel veel succes! Op naar de mooie onderschilderingen!
In alle fases van het portret is dit belangrijk, maar met name in deze fase van het portret is het werken met goede penselen, die geschikt zijn voor het werk dat in die fase moet gebeuren, essentieel voor een goed resultaat! Voor de fase van het in elkaar werken van de nog natte partijen gebruik ik een vrij groot penseel met wat “slappige” haren, die de verf op een heel losse manier kan verdelen. Een voorbeeld van een dergelijk penseel (en het penseel dat ik voor deze fase graag gebruik) is het Masters Choice, long flat penseel van Rosemary & Co uit Engeland. Maar er zijn vast van andere merken ook dergelijke penselen te koop.
Het schilderen van een portret buiten, al dan niet van een foto, is bijna als het schilderen van een landschap. Het licht is zoveel mooier dan binnen en dat is natuurlijk ook van invloed op de kleuren die je ziet. Alles is veel helderder, je lijkt ook wel veel méér kleuren te zien dan binnen. Als je je daardoor laat inspireren, krijg je heerlijke, heldere en sprankelende portretten.
Het zonlicht, eventueel door een licht bladerdek heen schijnend, laat her en der schaduw- en lichtplekjes achter op je onderwerp. En in al die schaduwplekjes kun je ook weer kleuren zien. De lichtste plekken geven je portret een sprankeling die je binnen nooit zult krijgen.
Tevens heb je buiten de gelegenheid om elementen van buiten bij je portret te betrekken: een mooie lucht, bomen, struiken, bloemen, gras, water. Alles bij elkaar kan dit zo’n heerlijk vrij gevoel geven aan je portret.
Maar er schuilen ook gevaren in buitenportretten:
•Je onderwerp kan de neiging hebben om met de ogen te knijpen. Dit kun je oplossen door je onderwerp zo te plaatsen dat het niet direct in de zon kijkt.
•Een te harde schaduwrand kan heel afleidend zijn op je portret. Let er goed op hoe het licht valt, maak een weloverwogen keuze.
•Als je “live” buiten schildert, werk dan snel en kort, in verband met het veranderende licht.
•En last but zeker niet least: laat de achtergrond ook echt de achtergrond. Voorkom dat de aandacht van je portret afgeleid wordt door een veel te gedetailleerde achtergrond. Dat zou zonde zijn!
“Ik krijg het niet zo los als ik zou willen!”
Los schilderen, wat is dat eigenlijk? Voor mij is los schilderen eigenlijk: op je gevoel schilderen. Wel door te kijken naar je model of voorbeeld, maar vooral ook heel veel je gevoel laten meedoen in het geheel.
Ik laat mij altijd inspireren door wat ik zie. Door mijn model, de uitstraling, het karakter, door de kleding die het model draagt of eventueel door de omgeving.
Bij een heel flamboyant type zal ik veel eerder veel kleur gebruiken dan bij iemand die heel ingetogen, introvert overkomt. Ook de penseelstreek zal bij zo iemand heel anders zijn dan bij een wat rustiger type. Net als de achtergrond. Ik laat mij gewoon leiden door mijn gevoel.
Daarnaast vind ik het fijn om vanuit een soort “chaos” te werken. Een georganiseerde chaos, dat dan wel. Die chaos bestaat uit tonen en kleuren. Die tonen en kleuren zijn natuurlijk niet “zomaar” op het doek terecht gekomen, die staan daar doordat ik die bij mijn model ook daadwerkelijk zie.
Ik probeer in de eerste opzet die tonen en kleuren zoveel mogelijk op de goede plek te zetten. Maar als ze er een beetje naast zitten, vind ik dat geen enkel probleem. Dat houdt het ook lekker ontspannen. Ik weet namelijk dat ik in een volgende fase alles nog weer kan aanpassen, bijwerken en zonodig corrigeren.
In de “detailleringsfase” ga ik die aanpassingen doen. Maar wel alleen daar waar ik het ook echt noodzakelijk vind. Als ik stukjes gewoon heel fijn geschilderd vind die misschien niet helemaal 100% goed zijn, vraag ik mij altijd af of ik het het waard vind om over die partijen heen te gaan. Als het antwoord “nee” is, dan laat ik het lekker zoals het is. Misschien niet 100% correct, maar wel 100% lekker:).
Dat detailleren doe ik net zo lang totdat ik vind dat de gelijkenis en uitstraling er goed inzitten en ik het hele beeld fijn en sprankelend vind. Dan kan ik stoppen. Met als resultaat een fijn, los en sprankelend portret. Waar het liefst nog iets in te “raden” valt.
Dat “loslaten” vergt enige oefening. En durf. Misschien dat laatste nog wel het meest. De durf om dingen te laten. Om de perfectie los te laten.
Op de stroom van je creativiteit; laat je bezielend meevoeren
De kracht van het handvat
Het is een stokpaardje, ik weet het. Maar ik hou gewoon van die fijne, los geschilderde overgangen. Het liefst nog met kleurcontrasten (koel/warm) erin verwerkt.
Op de foto een detail van het portret hierboven. Eerst heb ik, redelijk grof, de grote partijen erin gezet: Lichte-, midden- en schaduwpartijen. En daar waar ik een bepaalde kleur erin zag (of wílde zien;)), heb ik die er ook gewoon ingezet. Lila-achtig/blauw voor de koele kleuren, oxide rood en/of oker voor de warmere. En dat allemaal lekker losjes in elkaar gewerkt. Niet alle sjeu eruit gepoetst, nee gewoon de kwaststreken lekker durven laten staan.
En let daarbij ook goed op de harde en zachte randen. Veel mensen zijn geneigd om overal scherpe overgangen te maken. Kijk eens waar die randen eigenlijk helemaal niet zo scherp hoeven te zijn. Haal daar je kwast eens een keertje doorheen. Juist die afwisseling van scherpe en zachte randen geven zoveel dynamiek aan een portret!
Naar mijn mening krijg je op deze manier de meest sprankelende, losse portretten!
Gebrek aan inspiratie. Schilderdipje. Wie kent het niet?
Stel je voor: je gaat superlekker met portretschilderen. Je schildert het ene portret na het andere. Je zit echt helemaal in de “flow”. Het lukt allemaal steeds beter en je krijgt je portretten steeds beter op het doek zoals je voor ogen hebt. De “sky is the limit”.
Je stippelt stiekem je route al een beetje uit. Schilderen in opdracht, dat moet het toch helemaal zijn? Je wordt af en toe al gevraagd door een familielid om een portretje te schilderen. Je overweegt om te gaan exposeren. Echt, het kan gewoon niet beter!
Maar dan… Opeens is het er… Of eigenlijk beter gezegd: het is er nietmeer. Inspiratie. Zin om aan de gang te gaan. Het schilderen lukt niet. Je krijgt het gewoon niet op het doek. Balen en niet een beetje.
Wat doe je dan? Bij de pakken neer gaan zitten. Je kwasten in een hoek gooien. Wanhopen. Je denkt dat het je nooit meer gaat lukken.
Geloof mij, ook ik ken het. Tenminste, van vroeger. Niet dat ik het nu nooit meer heb, natuurlijk niet. Ook ik heb van die periodes. Maar inmiddels weet ik wat mij dan te doen staat.
Het toverwoord is: LOSLATEN. Vooral niet krampachtig toch willen en toch vinden dat het moet. Een paar dagen laten betijen en vooral: andere dingen doen! Ik heb ontdekt dat bij mij het schilderen van simpele landschappen dan een probaat middel is.
Ik schilder dan uitzichten vanuit mijn eigen huis. Op een heel eenvoudige manier. Op een mdf-paneeltje dat ik vooraf bewerkt heb met gesso en daar doorheen een pasta, voor de structuur. Daarop ga ik aan de slag en probeer gewoon lekker een beetje intuïtief aan te rommelen. Vooral met kleur en toon. De sfeer pakken. Maximaal twee uurtjes werk per landschap. Het hoeft niet per se te lijken. Maar het moet je wel “pakken”.
Zo ontzettend heerlijk om te doen. Voor even dan. Want het gaat vervelen, tenminste zo werkt het bij mij. Niet lang daarna snak ik weer naar het schilderen van portretten!
Weet je wat ook zo leuk is? Je houdt er nog heel leuke landschapjes aan over ook. Ik heb er inmiddels al heel wat…;)!
Ach, wat heb ik het er toch vaak over… schilderonderwerpen en inspiratie. Ik realiseer het mijzelf ook.
Maar is het ook gewoon niet zo? Is het nou eenmaal niet zo dat alles begint met “inspiratie”?
Stel: je zit op een schilderclubje. Tussen oktober en april ga je daar braaf elke week naar toe. Het is leuk, het is gezellig. Je ontmoet er medecursisten met dezelfde passie als jij, namelijk: schilderen. Je drinkt er koffie, je kletst een beetje. Natuurlijk is er ook een “juf”. Iemand die, als het goed is, net wat meer van schilderen weet dan jij. Iemand die af en toe zelfs de kwast uit je handen pakt en op jouw schilderij voordoet hoe “het moet”… (Als ik toch érgens een hekel aan heb….!).
Maar de juf is ook iemand die jou vertelt wat je gaat doen. Die het onderwerp voor je bedenkt. Als het meezit, dan bedenkt die juf een onderwerp dat jou en je medecursisten helpt om een bepaald “probleem” aan te pakken. Jullie helpt om een bepaalde techniek onder de knie te krijgen. Iets waarvan ze heeft gesignaleerd dat dit iets is waar een groot deel van de groep tegenaan loopt. Dat is fijn, natuurlijk, je leert er ook weer wat van. Maar heel vaak zijn de opdrachten minder geïnspireerd.
Maar wat doe je thuis tussen de lessen door? En wat doe je als het schilderseizoen is afgelopen en de tennislessen weer beginnen?
Meestal doe je tussendoor thuis niet zoveel. Een week is zo weer voorbij. Je schilderspullen komen de tas meestal niet eens uit, die neem je de volgende schilderles zo weer mee. Ik durf bijna niet eens te denken wat er de hele zomer met die schilderspullen gebeurt…. Ik denk dat diezelfde tas in september weer opgezocht wordt, zonder dat deze überhaupt open is geweest.
Als je dat allemaal prima vindt, dan is er natuurlijk niks aan de hand. Dan kan je lekker zo doorgaan. Dan is het een soort brigde-avond. Of breiclub. Of gymochtendje.
Veel van ons hebben echter behoefte aan méér. Veel van ons willen gewoon echt goed leren schilderen. Willen zich ontwikkelen. Willen beter worden. Willen leren om goede portretten te schilderen. Gelijkende portretten en portretten die leuk zijn om naar te kijken. Velen van ons willen andere mensen blij gaan maken met hun portretten. Of zichzelf natuurlijk.
Dan heb je wat meer nodig. Dan heb je inspiratie nodig, een drijfveer om door te gaan. Want uiteindelijk, dat weet iedereen, leer je alleen maar goed schilderen door het gewoon heel veel te doen!
Die inspiratie is dus gewoon broodnodig als je beter wilt worden! Maar waar haal je die inspiratie vandaan? Heel simpel: door om je heen te kijken! En door het lezen van verhaaltjes zoals die in mijn Inspiratiemails. Ook in mijn cursussen besteed ik ruime aandacht aan inspiratie. Inspiratie kun je ook krijgen van je gemotiveerde medecursisten. In de Facebookgroep van Leerbeterschilderen bijvoorbeeld. Allemaal mensen die gepassioneerd zijn, actief, positief en daadkrachtig! Heerlijk om van te genieten en je aan op te trekken!
Echt, alleen op die manier kom je verder. Word je beter. En dat beter worden stimuleert weer om door te gaan. En nóg beter te worden!
Heerlijk toch?
Ik denk dat het een proces is waar bijna iedereen die schildert mee te maken krijgt: een eigen stijl vinden.
Vaak begint het met net zo willen schilderen als die. Dat hoor ik vaak. “Die losse schilderstijl die jij hebt, die wil ik ook!”. Helemaal niks mis mee. Dat is misschien ook wel de reden waarom jij nu dit stukje leest. Je bent hier niet voor niks.
Waarschijnlijk heb je ergens een portret gezien dat ik heb geschilderd. Het “Meisje met het roze truitje” misschien? Het “Sprankelende portretje”? Of “Valerie”, het meisje met de zalmkleuren en het prachtige haar? Of misschien werd je getriggerd door een ander portret van mij?
Hoe dan ook, het trok je aan. Daarom bezocht je mijn website en lees je nu dit.
Misschien heb je nog nooit geschilderd, maar zou je het zo graag willen leren? Helemaal goed natuurlijk, dan ben je hier aan het juiste adres. Dan leer je het ook gelijk op mijn losse manier. Heerlijk toch? Dan hoef je straks tenminste ook niks meer af te leren.
Zoals die andere groep mensen die interesse hebben in mijn cursus. Die al langer schilderen, maar die door de jaren heen een heel precieze schilderstijl hebben gekregen. Een beetje krampachtig en eigenlijk een beetje saai. Een stijl waar ze het liefst vanaf willen. Want ze willen veel liever LOS schilderen. En KLEURRIJK.
Wat ik heel mooi vind om te zien onder mijn cursisten is, dat ze ondanks dat ze allemaal hetzelfde doel hebben: Los en kleurrijk schilderen, ze toch allemaal een heel eigen stijl ontwikkelen.
Heel mooi was dat te zien in de collages die ze hebben gemaakt van hun schilderwerk over afgelopen jaar. Tientallen collages sierden de besloten Facebookgroep. Hoe mooi kon je daarin zien dat ieder zijn of haar eigen stijl heeft gekregen.
Want los is heerlijk, maar hoe los wil je gaan? Bij de een past nu eenmaal een veel lossere stijl dan bij de ander. Soms is het gewoon ook heerlijk om iets wat meer uit te werken. Dat kan ook prima samengaan met een wat lossere schilderstijl.
Een ander vindt het weer heerlijk om echt alles los te laten en met grote kleurvlakken en partijen te werken. Ook helemaal prima. Dan kunnen ook prachtige werken ontstaan.
Het gaat erom dat je jezelf prettig voelt bij een bepaalde stijl. Dat je niet iets na gaat doen, maar dat je een stijl ontwikkelt die bij jou past. Bij jouw karakter en jouw manier van doen.
Dat kan heel los zijn, maar ook best iets meer gedetailleerd. Net waar jij je goed bij voelt.
In de besloten Facebookgroep van Leer Beter Schilderen wordt die eigen stijl ook echt gestimuleerd. En dat dat tot prachtige resultaten kan leiden, wordt door de collages geweldig geïllustreerd.
Als ik al die portretten bij elkaar zie en vaak ook echt de schilders ervan duidelijk aan hun stijl herken, maakt mij blij. En ook best een beetje trots.
Laatst las ik een blog over schrijven. Het ging erover dat je eerst moet nadenken en dan pas moet schrijven. Dat je, als je eenmaal aan het schrijven bent, je meteen álles goed wilt uitleggen.
Maar: “Wat heeft je lezer nodig om te kunnen horen wat jij zegt?”
“Het antwoord is: haast niks. Zo weinig mogelijk.”
Natuurlijk zag ik een directe link met het schilderen van portretten. Daarbij is het precies hetzelfde.
Als wij schilderen, zijn we geneigd om gewoon maar lukraak alles over te nemen zoals wij het op het voorbeeld zien. Elk pukkeltje, elk haartje, elk rimpeltje en natuurlijk alles in de achtergrond.
Wij schilderen vaak zonder eerst te kijken. Zonder eerst te denken. Zonder eerst te bepalen wat nou eigenlijk de kenmerkende dingen zijn in een portret. Wat het gezicht van het onderwerp nou zo specifiek maakt. Wat er zo bijzonder, of zo aantrekkelijk aan is. Zonder te bedenken wat je nou vooral wilt laten zien in het portret. Of, dat kan ook, wat je nou net juist níet wilt laten zien.
Die kenmerkende dingen zitten niet in een krulletje, in een haartje, in elk detail. Die kenmerkende dingen zitten veel meer in een uitstraling, in een houding, in verhoudingen, in de botstructuur.
Je hóeft het haar niet lok voor lok uit te werken. Je hóeft niet alle figuurtjes op een truitje na te schilderen. Je hóeft niet….
Sterker nog: het wordt er bepaald niet beter op als je dat wél doet. Het wordt dan al gauw saai, dood-geschilderd. Gewoon helemaal niet leuk en al helemaal niet sprankelend.
Het “op de automatische piloot” schilderen is iets waar ik in mijn lessen ook regelmatig voor waarschuw. We zijn zo snel geneigd om gewoon – zonder na te denken – alles na te schilderen wat we zien. Het liefst nog zonder ook maar één stap naar achteren te doen, gewoon lekker met onze neus bovenop het doek.
Vind je het gek dat je dan, achteraf, helemaal niet zo blij bent met al je geploeter? Dat je opeens constateert dat de ogen, al helemaal klaar, eigenlijk scheef zitten? Dat de neus te kort is? Het haar supersaai geschilderd? Eigenlijk het hele portret niet zo leuk en sprankelend is als je had gedacht? Of gehoopt? Dat het eigenlijk zelfs ook helemaal niet zo goed lijkt?
Ik zeg het gewoon nóg maar weer eens een keer: bedenk vooraf heel erg goed wat je wilt laten zien met het portret. Wat vind je belangrijk in het portret? Wat zijn de kenmerkende elementen die er gewoon heel goed uit moeten komen? Wat vind je er zo supermooi of bijzonder aan?
Pas als je dát hebt bedacht, ga je aan de slag.
Ook gedurende het schilderen zelf moet je dit telkens weer herhalen. Wat is belangrijk en ook: wat niet?
Het helpt enorm om steeds een aantal stappen achteruit te doen en dan gewoon maar eens naar je portret te kijken. Vanaf een afstandje. Desnoods zet je een stoel of een kruk op een aantal meter afstand van je portret. Daar ga je dan steeds tussendoor op zitten. En nadenken. En dan pas doen.
Beloofd?
Je kent dat vast wel: Je schildert bij een schilderclub. En bij die schilderclub moet je telkens weer iets verzinnen om te schilderen. Je bladert dus door tijdschriften. De Landelijk Wonen, de Ariadne, de Libelle, de Margriet of een kunsttijdschrift, je kent ze allemaal wel. Op zoek naar iets waar je een beetje schilderzin van krijgt. En in het begin gaat dat nog wel, dan zie je nog wel leuke plaatjes. Maar na het zoveelste stilleven of landschapje, bloempotje of strandtafereeltje raakt de zin er gewoon steeds meer vanaf. Wat moet je nú weer schilderen? Pfff… eigenlijk krijg je er steeds minder lol in. En echte vooruitgang boek je ook al niet, je schildert al jaren dezelfde dingen op bijna dezelfde manier. Je gaat je afvragen of je er wel mee door moet gaan. Eigenlijk best gek, want toen je net begon met schilderen had je er nog wel zo veel zin in.
Of je schildert niet bij een schilderclub, maar je schildert gewoon voor jezelf, thuis. Je hebt er de hele week al naar toegewerkt. Je bent die dag vrij, de was is weggewerkt, de administratie gedaan, geen afspraken gemaakt met vriendinnen en geen oppas(klein)kinderen aanwezig. Je bent er gewoon helemaal klaar voor. Je pakt je spullen bij elkaar, schilderkleren aan, ezel geïnstalleerd, doekje erop, muziekje op de achtergrond en… aan de slag! Wat gaan we schilderen? Uhh…. tsja…. Eerst maar even in een tijdschrift kijken dan. En voordat je het weet zit je de wekelijkse column te lezen, raak je verzeild in een verhaal over de jurken van Maxima en ben je de kruiswoordpuzzel aan het oplossen.
Zo herkenbaar en tegelijkertijd ook zo begrijpelijk. Heel veel amateurkunstenaars die ooit vol goede moed begonnen, worstelen hiermee. Eigenlijk mis je gewoon iets. En ik weet wel wat je mist. Je mist uitdaging en, daar is het grote woord: je mist INSPIRATIE! En die twee zijn enorm nauw met elkaar verbonden.
Denk nu niet dat ik daar nooit last van heb gehad. Natuurlijk wel, daarom herken ik het ook zo goed. Maar ik schilder al heel wat jaartjes en moet er bovendien mijn brood mee verdienen. Dat maakt je inventief in het zoeken naar oplossingen. En omdat ik jou ook graag een heerlijk uitdagend, inspirerend en zingevend schilderleven gun (want wat is er mooier dan dat?), deel ik een aantal van deze oplossingen heel graag met jou. Let op, daar komen mijn tips voor uitdaging en inspiratie:
1. Ga portretten schilderen!
Dat is gelijk ook de beste tip die ik je kan geven. Want: portretten zijn een uitdaging! Je hebt niet alleen te maken met uiterlijke kenmerken, maar ook met het karakter van je onderwerp en hun uitstraling. En daarbij moet het ook nog eens een mooi schilderij worden. Ik geef het je te doen. Dat is zeker niet simpel, maar wel degelijk goed te leren. Dat noem ik nog eens een uitdaging!
2. Ga op zoek naar mensen van wie jij een portret zou willen schilderen.
Ik weet zeker dat er alleen al in jouw directe omgeving heel veel mensen zijn waar je graag een mooi portret van zou willen schilderen. Je kinderen, je kleinkinderen, je man of vrouw, je vader, je moeder, je oma, een oom met een mooie kop of een hele lieve tante. Leuke neefjes of nichtjes. Misschien de buurkinderen. Of anders je hond of je kat, wat dacht je daarvan? Maar ook van mensen die je niet persoonlijk kent, bijvoorbeeld van een prachtige acteur of actrice, van een popster, je kunt het zo gek niet verzinnen. Als je goed kijkt, is eigenlijk bijna iedereen mooi om te schilderen! En iedereen weer zo heel erg anders! Je schilderonderwerpen zijn onuitputtelijk!
3. Ga naar een museum waar portretten hangen en ga op zoek naar het portret dat jou het allermeeste inspireert!
Bekijk dat portret nu eens goed, van heel dichtbij. Echt met je neus erboven op (pas wel op dat het alarm niet afgaat omdat je te dichtbij komt – mij al diverse malen overkomen, echt waar!). En kijk eens hoe die schilder bijvoorbeeld de neus heeft geschilderd, of de mond of de ogen. Welke kleuren heeft hij gebruikt? Zit de verf er dik op of dun? Wat heeft hij met de achtergrond gedaan? Hoe is de compositie? En bedenk wat je er zo mooi aan vindt, waarom raakt dat portret je meer dan de andere portretten die er hangen? Analyseer dat. Maak er desnoods een foto van. En ga dan thuis met die informatie aan de slag. Ga een portret schilderen en hang de foto van het portret uit het museum naast je ezel. Laat je erdoor inspireren bij het schilderen van je eigen portret. Doe dingen na, achtergrond, ogen, mond, neus, haren en kijk hoe dat uitpakt.
4. Kijk op internet naar portretten van bekende portretschilders uit het verleden.
Zoek bijvoorbeeld naar portretten van Rembrandt, John Singer Sargent, Ilya Repin, Sierk Schroder, Jan Sluijters. En zoom eens in op bijvoorbeeld de ogen of de mond. Kijk eens goed hoe deze geschilderd zijn, hoe hebben zij dit gedaan? Vergelijk verschillende schilders eens met elkaar en ga op zoek naar de schilder die jou het meeste aanspreekt. En bedenk waarom deze jou het meest aanspreekt. Wat vind je er zo mooi aan? De penseelvoering? De kleuren? De uitstraling? Zoek verder op internet naar portretten die ook die kenmerken hebben die jou zo aanspreken. Kijk naar de verschillende stijlen. Hang foto’s daarvan op in je atelier, werkkamer, zolder of waar je dan ook schildert, zodat je er vaak naar kunt kijken en je erdoor kunt laten inspireren.
5. Bedenk een onderwerp waar je een serie portretten van zou willen schilderen.
Series zijn altijd een enorme uitdaging en inspiratiebron. Je kunt overal series van maken. Zo heb ik eens een serie gemaakt van bekende Limmers, het dorp waar ik woon. “Limmers op het schildersdoek” noemde ik die serie. Met portretten van de plaatselijke bakker, de burgemeester, de schooljuffrouw etc. Maar ik heb ook eens een serie gemaakt van allemaal tieners (“2010-ers”), een serie van allemaal jongeren in de leeftijd tussen 15-19 jaar. Zo ontzettend leuk om te maken! Maar je kunt ook denken aan bijvoorbeeld een serie van muzikanten. Of van kleine kinderen. Of van acteurs of van leden van het koningshuis, of van je eigen kleinkinderen of van…. Vul maar in. Legio mogelijkheden!
Even wat ideeën om aan de slag te gaan en, nog veel belangrijker, om voorlopig aan de slag te blijven! Heel veel schilderplezier gewenst!
Het allerfijnste dat ik de afgelopen periode heb “her”ontdekt, is het maken van heerlijke aquarellen! Niet zomaar, nee als oefening, of eigenlijk als voorschets voor een uiteindelijk olieverfportret.
Weet je wat zo grappig is? Ik heb dit voorschetsen in aquarel eigenlijk weer ontdekt door mijn eigen cursisten bij Leerbeterschilderen:).
Een van de belangrijkste dingen waar ik ze steeds weer op wijs en wat gewoon ook best lastig is om goed onder de knie te krijgen, dat is het zien van TOON. Toon is eigenlijk alles! Als de tonen niet goed zijn in een portret, is de gelijkenis er meestal ook niet.
Een geweldige manier om heel goed te ontdekken hoe de tonen in een portret verdeeld zijn, is door het maken van een aquarel. Bij een aquarel is namelijk het wit van je papier, de allerlichtste partij van je portret. Die partij(en) moet je dus van tevoren heel goed bekijken en ook bewaken met je leven;). Want eenmaal dichtgeschilderd, is dicht. En dicht is in dit geval: verknoeid. En dat wil je niet.
Dus de allereerste stap voordat je gaat schilderen is: bekijk waar die allerlichtste partij(en) zit(ten)!
Daarna ga je kijken waar de allerdonkerste partijen zitten en daarna komen de middenpartijen. Eerst analyseren dus en dan pas schilderen. Heel belangrijk!
Bij het maken van die aquarel ontdek je verder ook heel goed alle vormen, partijen, tonen, kleuren etc. En wat zo lekker is: het hoeft nog helemaal niet perfect. Je moet het echt zien als een voorschets en dus ook zo behandelen. Lekker los, maar wel goed kijken en ontdekken, dus niet slordig.
Het resultaat is dan vaak een heerlijk vlot, los, kleurrijk “gevalletje” waar de tonen heel goed inzitten en er ook best al een heel aardige gelijkenis is. Echt superlekker en ontspannen om te doen!
Of het nou een portret in opdracht is, of een vrij portret, voor elk portret dat ik ga maken maak ik zo’n aquarel.
Het leuke is ook nog dat je er eigenlijk bijna niks voor nodig hebt:
Een vel aquarelpapier. Ik gebruik zelf losse vellen die ik een beetje op maat snij. Montval van Canson bevalt mij heel erg goed. Ik snij ze bij in een formaat van 40×50 cm, gewoon omdat ik dat lekker vind werken. Als ik ‘duur’ wil doen gebruik ik van die vellen op een blok van Arches, die hebben al een formaat van 41×51 cm.
Een groot aquarelpenseel met een goede punt en een kleiner aquarelpenseel met een fijne punt.
Een paar tubetjes aquarelverf. Ik gebruik meestal de Rembrandtserie van Talens. Gewoon in dezelfde kleuren als die we gebruiken in de cursus voor olie en acryl.
Een katoenen lapje, een pot water en een wit (diner)bord.
Dat is alles.
En weet je wat zo leuk is? Bij een opdracht kun je de aquarel ook nog meegeven als extraatje. Vindt je opdrachtgever geweldig!
Ik zou zeggen: hup, allemaal aan de aquarel! Het is heerlijk en het helpt je ontzettend bij het schilderen van je olieverf of acrylportret!
Ik houd van losse portretten. Losgeschilderd, zo weinig mogelijk gedaan, maar wél met de juiste gelijkenis in het portret.
Dat valt nog niet altijd mee. Daar kunnen mijn curisten ook over meepraten. Los schilderen op zichzelf dat gaat vaak heel aardig, tenminste, als je weet hoe je dat moet doen. Maar dan die gelijkenis erin…. Dan wordt er vaak doorgeploeterd. Gecorrigeerd. Weer veranderd. Toegevoegd. Weggeveegd. Soms zelfs helemaal overgeschilderd.
Hoe langer je schildert en hoe meer je erop let om niet te veel te doen, hoe beter dit zal gaan. Maar, ook dan nog kun je verzanden in te veel details. Zeker als je in opdracht werkt.
Een opdracht is vaak toch een apart verhaal. De druk ligt hoger. Je wilt presteren. Het moet lijken. En het moet mooi zijn. Ga er maar aanstaan.
Hoe je het ook keert of wendt, heel vaak word je toch beïnvloed door die opdrachtgever. Die heeft wensen en verwachtingen. Met name die verwachtingen kunnen voor een hoop stress zorgen. En dus minder lekker geschilderde portretten. Want naar mijn mening wordt een portret vooral leuk en lekker, als het met plezier geschilderd is.
Gelukkig gebeurt het ook dat die twee mooi samenvallen. Je hebt lekker geschilderd, het portret is heerlijk los en sprankelend gebleven én de gelijkenis zit er goed in. Dát is lekker!
Maar…. de opdrachtgever… is die ook tevreden? Vindt die het ook lekker, zo los? Of wil die stiekem gewoon veel meer details? Hoe heerlijk is het als de opdrachtgever ook helemaal blij is met dat losse portret. Dan kan je dag niet meer stuk. En de week daarna ook niet, als je een beetje je best doet om dat gevoel vast te houden:)!
Soms heb je van die momenten, dan lijkt alles wel mee te zitten.
Laatst had ik dat bij een bezoek aan Haarlem.
Eigenlijk hadden we een bezoek aan het Frans Hals Museum in gedachten. Natuurlijk heb ik een Museumjaarkaart. Heerlijk vind ik dat. Voor iets meer dan 50 euro per jaar kun je gewoon elk museum in dat je maar wilt. Met een paar musea bezoeken per jaar heb je het er gewoon “al uit”. Maar als je níet zo’n kaart hebt, is 16 euro voor een bezoekje best veel geld. En aangezien ik op stap was met iemand die niet in het bezit van die Museumkaart is, was dat de reden dat we in plaats van naar schilderijen kijken van Frans Hals, ons tegoed deden aan een paar lekkere biertjes van de tap in de Jopenkerk. Ook geen straf;).
Na de Jopenkerk nog even richting de Grote Markt. Daar bevindt zich een dependance van het Frans Hals Museum, de Vleeshal, waar een expositie was waar ik eigenlijk wel heel even wilde gaan kijken: Virtuoos! Met werk van Isaac Israels, Kees Verwey en een aantal abstracte schilders.
Onderweg kruisten we het pad van een kwieke, wat oudere man die de weg naar de Vleeshal vroeg. We liepen samen op en een leuk gesprekje volgde. Hij kwam oorspronkelijk uit Haarlem, maar woonde nu alweer jaren in Amsterdam. Hij vertelde dat hij 79 jaar was en dat hij met de auto naar Haarlem was gekomen. “Er is veel veranderd in Haarlem”, vond hij. Op de Grote Markt aangekomen herkende hij het weer. “Ik ga even kijken hoe mijn werk hangt”. Hij bleek kunstenaar te zijn en een aantal van zijn schilderijen werd daar geëxposeerd. Helemaal tevreden was hij niet, want een drieluik hing niet goed, “dat had tegen elkaar aan moeten hangen, maar ze hebben er ruimte tussen gelaten en dat moet helemaal niet, zo is het niet bedoeld”.
De man bleek Alphons Freijmuth te heten. Een Nederlandse schilder, beeldhouwer, graficus en keramist. Hoe leuk is het om zomaar zo iemand tegen het lijf te lopen.
De heer Freijmuth besloot op de Grote Markt eerst nog even een visje te gaan eten. Ik bedacht dat ik toch even snel De Vleeshal inging. Niet alleen om naar Israels en Verwey te kijken, maar ook om even het drieluik-met-tussenruimte van de heer Freijmuth te bezichtigen.
Nadat ik de benedenverdieping had bekeken met inderdaad prachtig werk van Verwey, Bayens, Breitner en Israels, liep ik de trap op naar boven, naar de abstracten. Daar stuitte ik op de heer Freijmuth, die op weg was naar zijn werk. “Hé, meneer Freijmuth, wat leuk!”, zeg ik. “Ik ben net op weg naar uw werk!”. “Nou, laten we even samen gaan kijken”, zo zei hij.
Kort samengevat: we hebben de hele eerste en tweede verdieping samen bekeken. “Loop je nog even verder mee?” vroeg hij. De heer Freijmuth wist over elk kunstwerk wel iets te vertellen. Sommig werk vond hij prachtig, ander werk kenmerkte hij als “effectbejag ” of “oppervlakkig”. Hij was zeer uitgesproken in zijn mening. Veel kunstenaars kende hij persoonlijk en van een aantal had hij ook zelf werk in bezit.
Natuurlijk wilde ik nog even een foto van zijn werk maken. “Zal ik er even bij gaan staan?”, vroeg hij.
Het bliksembezoekje dat ik voor ogen had, werd een uitgebreide rondgang door het museum. Bij het afscheid kreeg ik drie kussen. Een echte kunstenaar…
Voor mij ging er een wereld open, de wereld van de abstracte kunst. Eigenlijk wist ik daar heel weinig vanaf. Niet dat ik er nu alles van weet, maar ik bekijk het nu wel met wat andere ogen. Dankzij de toevallige ontmoeting met de heer Freijmuth. Hoe leuk!
Op de foto overigens geen werk van de heer Freijmuth, maar van Cy Twombly. Een enorm inspirerende kunstenaar!
Let maar eens op, je ziet het tegenwoordig overal om je heen: het woord -inspiratie-. Zo was ik laatst bij een houthandel om planken voor ons terras te bekijken. Dan staat daar een groot bord langs de kant: kom inspiratie opdoen! Huh, dacht ik, kun je inspiratie van planken krijgen? VT Wonen wil je graag inspiratie geven voor je interieur. Bij Centerparks op de website bieden ze je interessante artikelen en inspiratie voor samenzijn met je partner, vrienden of gezin. En je schijnt zelfs bij veel keukenleveranciers inspiratie van keukens te kunnen krijgen. En alsof dit nog niet genoeg is, krijg je als je het woord -inspiratie- intypt op Google bovenaan de resultaten de Karwei die je -ook al- supergraag wil inspireren. Wat is dat toch met dat woord?
Ik beken: ook ik gebruik het. Inspiratie, voor een kunstenaar een heel vanzelfsprekend woord, vandaar waarschijnlijk dat ik het ook zo klakkeloos gebruikt heb. Maar ondertussen werd ik toch eigenlijk wel benieuwd naar de ware betekenis van het woord. En wat denk je: het woord inspiratie betekent -bezieling.
Gelukkig, dacht ik, dan klopt dat in mijn geval helemaal. Kunst is namelijk bezieling. Zonder bezieling geen kunst. Toch?
In dat kader, van de bezieling dus, heb ik dit weekend een prachtige tentoonstelling bezocht. En wat ik daar zocht én vond, dat was bezieling, ware bezieling. Een bezieling die ik graag met jullie wil delen.
De locatie was Kasteel het Nijenhuis, gelegen tussen de dorpen Heino en Wijhe in Overijssel. Het Nijenhuis is een van de locaties van Museum De Fundatie in Zwolle en is prachtig rustig gelegen, midden in het groen. Het heeft naast een mooie vaste collectie van kunst en meubels, wisselende tentoonstellingen en een schitterende beeldentuin. Mij ging het in eerste instantie om die wisselende tentoonstelling, met werk van Paul Citroen.
Paul Citroen is een in Berlijn geboren Nederlandse kunstenaar. Toen hij in 1983 overleed liet hij 7000 werken na: portretten van talloze bekende en onbekende Nederlanders, maar ook tekeningen, collages en foto’s. In het Nijenhuis hangen op dit moment beneden in de hal een viertal portretten en boven in het kasteel hangt ook nog een portret van zijn hand. Prachtige, geweldige, overweldigende portretten! Portretten waar je in wilt duiken, portretten waar je met je neus bovenop wilt staan, portretten die iets met je doen. Portretten waar ik wel zo ontzettend blij van word. Dát is schilderen, dát zijn portretten, dát is kunst, dát is bezieling! Hoe blij kun je van iets worden, hoeveel inspiratie kun je krijgen? Hoe bezield kun je raken?
Natuurlijk, de rest van de collectie is ook prachtig. Schitterende meubels, heel veel andere kunst die absoluut de moeite waard is, prachtig ingerichte ruimtes, de beeldentuin, allemaal helemaal geweldig en een ritje naar Overijssel alleszins waard. Maar die Citroen… Al hing er maar 1 portret van ‘m, dan was mijn dag al goed geweest!
Eén van mijn grote inspiratiebronnen is de Amerikaanse portretschilder John Singer Sargent. Kijk eens naar zijn fabuleuze schildertechniek! Zie je hoe mooi hij de lichte delen van het portret dikker heeft geschilderd en hoe dit werkt?
Bij het schilderen van portretten kun je je enorm laten inspireren door de persoon die je tegenover je hebt. Als je je hiervoor openstelt, kun je elementen ontdekken die bijzonder waardevol kunnen zijn voor je portret. Dit kunnen uiterlijke dingen zijn die je opvallen, maar ook dingen die je in de persoonlijkheid of het karakter van iemand ontdekt. Als iemand bijvoorbeeld heel graag kleurige kleding draagt, dan ligt het voor de hand om ook veel kleur in het portret te gebruiken. Zowel voor de kleding als voor de achtergrond, maar ook in het portret zelf kun je kleur gebruiken. Een heel rustig en bedachtzaam persoon zal veel beter tot zijn recht komen als je rustigere, minder uitgesproken kleuren gebruikt, zoals bijvoorbeeld blauwen, groenen, grijzen. Ook de manier van schilderen kun je aanpassen op de persoon. Stel je maar eens verschillende achtergronden voor bij de persoon die je gaat schilderen. De een kan een veel dynamischere achtergrond hebben dan de ander.
Dit is ook waarom ik altijd meer wil weten van de persoon die ik ga schilderen. Als ik iemand ontmoet die ik moet schilderen, dan kan ik dat in gesprekken zelf ontdekken. Als ik iemand van een foto moet schilderen, dan vraag ik altijd aan de persoon die hem of haar kent naar bijzonderheden.
Het is heerlijk om je door dit soort dingen te laten inspireren. Geen mens is hetzelfde, dat maakt en houdt het extra leuk!
Je kent het vast wel. “Wat moet ik nu weer schilderen?” Elke schilderles weer moet je bedenken wat je zult gaan schilderen. Op een gegeven moment heb je elk potje, bloemetje en landschapje wel gehad.
Al jaren heb ik daar een topidee voor: het werken in series!
De series die ik in de afgelopen jaren heb geschilderd zijn onder andere: “2010-ers”, een serie met portretten van tieners, “Limmers op het schildersdoek”, een serie met portretten van markante dorpsgenoten, een serie portretten van pastors en pastoren, een serie met portretten van mensen uit een verpleeghuis, een serie portretten van muzikanten. En zo zijn er nog verschillende.
Het leuke van een serie is dat je je nooit hoeft af te vragen waarvan je een volgend portret gaat schilderen, maar alleen van wie je een portret gaat schilderen. Echt een heel verschil.
Ik merk het bij mijn cursisten van de online cursus portretschilderen ook. Velen zijn inmiddels gegrepen door het schildervirus en zijn nog nooit zo productief geweest als nu. Zomervakantie? Nee hoor, geschilderd wordt er! Series van kleinkinderen worden er geschilderd, een serie van overleden (schoon)ouders, series van wereldkinderen, zwartwit series en nog veel meer. Allemaal super gemotiveerd en met ontzettend mooie resultaten! Ik ben gewoon trots op ze!
Onlangs kreeg ik een heel grappige opmerking van een van mijn cursisten:
“Vergeet je niet om nieuwe cursisten te waarschuwen voor het EvT* virus?”
(*EvT=Esther van Tilburg)
Haha hoe grappig is dat?
Bij het schilderen van portretten kun je heel goed gebruik maken van spullen die een relatie hebben met de geportretteerde.
Dat kan een boekenkast zijn, zoals ik bij mijn portret van Joost heb gedaan of kindertekeningen zoals bij mijn portret van de schooljuffrouw. Maar het kan ook bijvoorbeeld een schemerlamp, een stukje schilderij of zelfs alleen de kleuren van een interieur van de geportretteerde zijn. Dit soort elementen kunnen echt iets extra’s toevoegen aan een portret. Het ook echt persoonlijk maken en een gevoel overbrengen.
Zorg er wel voor dat het element niet te veel de aandacht van het portret zelf afleidt, dus werk het element niet teveel uit. Hoe meer je dingen uitwerkt, hoe meer de aandacht ernaar toe getrokken wordt. Zo werkt het in het portret zelf ook. Waar wil je dat naar gekeken wordt: naar de ogen of naar het haar? Als je het haar enorm uitwerkt, bijna haartje voor haartje schildert en de ogen blijven wat vaag, dan zul je als kijker als eerste naar het haar kijken. Dat is meestal niet de bedoeling. Dus kies bewust waar jij de aandacht van de kijker naar toe wilt sturen.
Ik schilder eigenlijk altijd met olieverf op doek. Maar voor snelle schetsen is het heerlijk om gebruik te maken van wat eenvoudiger materiaal. De resultaten daarvan hoeven ook echt niet onder te doen voor een uitgewerkt olieverfportret.
Wat je voor dat snellere werk heel goed kunt gebruiken is een tekenpen, inkt, pastelkrijtje in een lichte kleur en getint papier. Wat ik dan graag gebruik is een rietpen, oostindische inkt (te verdunnen met wat water), een aquarelpenseel, een wit of ander lichtkleurig pastelkrijtje en gekleurd papier van Mi-teinte in een mooie blauwige of groenige kleur. Niet te donker, niet te licht. Eigenlijk kun je daar alles mee maken wat je wilt.
Je zet de schets eerst op met met water verdunde inkt. Met een dun penseeltje. Vervolgens ga je de schaduwpartijen erin zetten met wat minder verdunde inkt en het aquarelpenseel. Even laten drogen. Daarna de lichtste partijen erin met het lichte pastelkrijtje. De middentonen hoef je niks aan te doen, want die zijn hetzelfde als de toon van het papier. Daarna nog wat scherpere donkere details aangeven met onverdunde inkt met de rietpen. Eventueel nog wat allerlichtste lichtjes met het krijtje. En klaar! Heerlijk sprankelend en los! Het vergt even wat oefening, maar als je eraan gewend bent zul je het vast geweldig vinden werken.
Elke week plaats ik in onze besloten Leerbeterschilderen Facebookgroep een berichtje: “De opsteker van de week”. Hierin kun je melden waar je die week blij mee bent geweest, welk stukje van je portret je eigenlijk heel goed gelukt vond, welk nieuw inzicht je die week hebt gekregen etc..
Ik vind het heel erg belangrijk om juist naar die goed gelukte stukjes in je schilderij te kijken en je daaraan op te trekken. Dat helpt je om weer door te gaan, met het portret waar je mee bezig bent, of met je volgende portret. Als je goed bekijkt waarom je dat stukje zo mooi vindt, dan kun je dat in je volgende portret weer proberen toe te passen. En zo met steeds meer goed gelukte stukjes, zodat je uiteindelijk een heel portret vol goede stukjes hebt!
Motivatie is super belangrijk om tot echt goede dingen te komen. Want je moet gewoon dóór en doén! Natuurlijk zal het jou ook wel eens overkomen dat je het bijltje er bijna bij neer wilt gooien. Dat je niet meer ziet hoe je verder moet met je portret. Dat je het eigenlijk het liefste ver in een hoek wilt zetten. Zo ontzettend jammer! Bij ons helpt het dan om je portret in de Facebookgroep te zetten. En feedback te vragen van je medecursisten. Zij kunnen je dan wijzen op de goede dingen in je portret, de mooie stukjes, de stukjes waar je blij van wordt. De stukjes die je zelf al helemaal niet meer zag, omdat andere dingen niet gingen zoals je graag wilde. Doordat je daarop gewezen wordt, zie je opeens het licht weer en krijg je de moed weer om door te gaan. Zo ontzettend waardevol!
De besloten Leerbeterschilderen Facebookgroep is inmiddels uitgegroeid tot een grote, actieve en enorm positieve groep mensen. Heel ervaren schilders, maar ook echt beginnende schilders zijn er lid van en iedereen werkt heerlijk en enthousiast op zijn of haar eigen niveau.
Je kunt in de groep foto’s van je werk (in progress) plaatsen. De feedback die je daarop krijgt van je medecursisten is onbetaalbaar. De een ziet dit, de ander dat en allemaal hebben ze maar één doel: jou en je werk steeds verder laten verbeteren. Want met al die tips, ga je zelf ook steeds beter en anders kijken. Een van de cursisten omschreef het heel treffend:
Je gaat jezelf steeds meer verbeteren.. door te kijken, te lezen wat men als tips geeft, uitproberen, fouten maken en daarvan leren en daarbij ook je gevoel nog volgen!
Natuurlijk kan het heel intimiderend zijn als je ziet wat anderen voor mooie portretten kunnen schilderen. Het kan je onzeker maken, je kunt je gaan afvragen of jij dat ooit zult kunnen leren. In het allerergste geval kan het zelfs gebeuren dat je je penselen aan de wilgen hangt.
Maar hoe zonde zou dit zijn? Want denk maar niet dat de mensen waar jij nu zo tegenop kijkt, gelijk al zo goed konden schilderen. Ook zij zijn onderaan begonnen, hebben geworsteld met precies dezelfde dingen als waar jij mee worstelt. Zij liepen tegen precies dezelfde dingen aan als jij en hadden net zulke onzekerheden als jij. Maar zij zijn doorgegaan, hebben telkens weer de moed bij elkaar geraapt en hebben portret na portret geschilderd. Ze hebben feedback aan anderen gevraagd en zelf hun werk steeds weer objectief bekeken. En zich opgetrokken aan de dingen die wel goed waren gelukt. En de dingen die beter konden, hebben ze stapje voor stapje verbeterd. Tot wat ze nu kunnen en nu doen.
Maar ook nu zijn ze er nog niet, want ook nu zijn er weer mensen die nóg beter kunnen schilderen en zijn er dingen die nóg weer verder verbeterd kunnen worden. Dat is tegelijk het mooie van schilderen: je kunt je altijd verder ontwikkelen!
Laatst kreeg ik een mailtje van een cursist die echt nét begonnen was. Ze schreef dat ze echt geen warme of koude kleuren kon ontdekken in een portret. En dat ze helemaal geen “gevoel” had bij bepaalde foto’s die ze als basis wilde gebruiken voor een portret. En dat ze überhaupt het gevoel had dat ze het niet zou kunnen.
Aan de ene kant begrijp ik dit soort reacties wel. Het is ook best overweldigend. Je bekijkt in eerste instantie even vluchtig de lessen. Je ziet allemaal kreten voorbijkomen waar je nog niks mee kunt. Je bent lid geworden van de besloten Facebookgroep en je ziet de mooiste portretten de revue passeren. En je denkt: dat kan ik toch nooit! Ik snap het wel dat de moed je dan even in de schoenen kan zakken.
Natuurlijk heb ik haar een mailtje teruggeschreven. En vertelt hoe het werkt. Dat je er even de tijd voor moet nemen. Dat je gewoon bij het begin moet beginnen en lekker de opdrachten moet gaan doen die in de lessen staan. En dat je dan stap voor stap gaat leren om beter te kijken. En dat je dan zult zien dat je steeds méér ziet. Want zo werkt het gewoon. Bij iedereen. Bij jou, bij je medecursisten en ook nog steeds bij mij. En dat je je vooral niet moet laten intimideren door andermans mooie werk. Dat je hooguit daarvan moet leren. Door het goed te bekijken en te zien wat iemand heeft gedaan.
Ik kreeg weer een mailtje van haar terug. Dat ze het nu helemaal anders bekeek. Dat ze het ging ontdekken. Dat ze het gewoon ging dóen! Kijk, dat vind ik een mooie reactie. Gewoon lekker aan de slag! In je eigen tempo en op je eigen manier. En dan steeds meer gaan zien. En steeds beter gaan schilderen. Totdat ook jij zover bent dat je kleuren ziet, dat je warme van koele kleuren kunt onderscheiden. En je schilderijen steeds beter worden!
Hoe vaak we deze opmerking wel niet langs zien komen in de besloten Leerbeterschilderen Facebookgroep!
Aan de ene kant begrijp ik het heel goed. Het kan natuurlijk ook heel intimiderend zijn. Je schildert misschien al even en je vindt zelf eigenlijk dat het best wel goed gaat, zeker als je het vergelijkt met een van de 10 andere cursisten in de schildergroep waar je misschien zit. Mensen komen misschien wel bij jou kijken hoe je iets doet, omdat ze het zelf wat minder goed kunnen.
Maar dan kom je opeens in een groep met honderden cursisten. En een groot aantal van die cursisten kan gewoon zo ontzettend goed schilderen. Zoveel beter dan jijzelf… Ja, dat is natuurlijk even wennen… heel begrijpelijk!
Maar laat je hier vooral niet door weerhouden om je eigen werk in de groep te tonen! Juist doordat er zoveel enorm goede amateurkunstenaars in de groep zitten, krijg je enorm waardevolle feedback! Juist zij weten waar jij tegenaan loopt, hoe jij je werk kunt verbeteren, wat de punten zijn waar je iets mee kunt doen. Hoe waardevol is dat!
Wat je dan ook ziet gebeuren is dat juist amateurkunstenaars zoals jij enorme stappen gaan maken! Zo mooi om te zien! Niet alleen omdat je zulke waardevolle tips en feedback krijgt, maar ook omdat iedereen elkaar enorm inspireert en motiveert. Want uiteindelijk is het vooral dat wat zo belangrijk is, waardoor je steeds weer door gaat en er enorm veel plezier in krijgt. Waarschijnlijk meer dan je ooit hebt gehad!
Dus: ben jij zo’n cursist die het griezelig vindt om je werk te tonen? Gewoon doen hoor, je zult zien hoe leuk je het gaat vinden!
Je herkent het misschien wel. Periodes dat je enorm actief aan het schilderen bent. Je zit helemaal in de “flow”. Volop inspiratie. Hele series ben je aan het schilderen. Nieuwe technieken aan het uitproberen. Zoveel productie dat je bijna niet meer weet waar je alle doeken moet laten. En dan… dan is het opeens “op”. Je ziet het niet meer. Je hebt geen zin meer en je weet niet wat je zou moeten gaan schilderen. Totaal energieloos. Inspiratieloos.
Wat doe je dan? Nou, ik zou zeggen: als je niet per se een opdracht moet schilderen, dan doe je toch gewoon even lekker niks? Waarom niet? Gewoon even lekker bijkomen en iets anders gaan doen. Iets dat niet direct met schilderen te maken heeft. Koken ofzo. Of lezen. Of wat dan ook.
Ik heb dat ook zo nu en dan. En mijn cursisten hebben het soms ook. En wij weten dat de inspiratie gewoon weer terugkomt. Zolang je maar niet gaat wanhopen. En zeker niet de hele boel aan de wilgen hangt!
Wat je na een tijdje kunt gaan doen, dat is bijvoorbeeld een museum bezoeken, naar een mooie tentoonstelling gaan. Of een heel mooi kunstboek kopen. Je kunt ook kijken of je op internet mooie schilderijen ziet. En dan heel voorzichtig weer een beetje beginnen. Misschien iets kleins. Of misschien iets in een techniek die je nog niet zo goed kent. Gewoon weer een beetje aan de slag gaan. Dan komt het vanzelf weer. Dan ga je steeds weer wat meer doen, meer zien, meer zin erin krijgen. Totdat je de “flow” weer te pakken hebt. En je de sterren weer van de hemel schildert. Want stoppen is geen optie natuurlijk. Daarvoor ben je al veel te lekker op weg!
Heb jij al een museumjaarkaart? Ik hoop het voor je!
Want wat is er leuker en inspirerender dan om af en toe een mooi museum te bezoeken? Tenminste, als je van schilderen houdt en ik ga er voor het gemak even vanuit dat jij dat doet.
Je doet tijdens zo’n bezoek altijd weer ideeën op om zelf mee aan de slag te gaan en toe te passen in je eigen werk.
Zo was ik onlangs in het Van Gogh Museum bij de tentoonstelling Hockney – Van Gogh: The Joy of Nature. De wereldberoemde kunst van David Hockney (1937) is kleurrijk en kolossaal. Hockney haalt veel inspiratie uit de natuur, hij gebruikt felle kleuren en experimenteert met perspectief. Ook van Gogh hield zich hier mee bezig. Deze overeenkomsten zijn geen toeval. Vincent van Gogh was een grote bron van inspiratie voor David Hockney.
Heel bijzonder om te zien waren ook de landschappen die Hockney heeft gemaakt op zijn iPad. Ze waren in groot formaat afgedrukt en tentoongesteld. Het proces hoe zo’n schilderij op de iPad tot stand kwam werd getoond. Net écht schilderen, heel bijzonder.
Met mijn neus bovenop een van Hockney’s werken viel mij opeens op hoe mooi hij gebruik heeft gemaakt van verschillende technieken. Naast de dikkere, dekkende partijen, liet hij ook heel mooi delen meer transparant en dun geschilderd staan. Zo heerlijk, die afwisseling.
Natuurlijk ben ik na het bezoek aan deze tentoonstelling ook even door de rest van het museum gegaan. Een mooie tentoonstelling van zelfportretten van Van Gogh, met veel portretten die ik nog nooit van hem had gezien.
Ook zocht ik mijn kleine favoriete stilleven van Van Gogh: potje met bloesemtak. Een superlief schilderijtje van een kersenbloesem in een potje met op de achtergrond een prachtig rood streepje:). Zo bijzonder, zo klein en zo fijn. Jammergenoeg hing het er niet, het was waarschijnlijk uitgeleend. Maar het heeft mij wel geïnspireerd om weer eens heerlijk een “bloemetje” te gaan schilderen. Best wel eens lekker, zo naast die portretten. En… iets roods mocht er natuurlijk niet in ontbreken:)!
De vorige keer vertelde ik er al over: zoek de inspiratie op! Hoe vaak hoor je mensen niet zeggen: “Ja sorry hoor, ik had gewoon geen inspiratie…” Als een soort excuus om niet aan de slag te kunnen gaan. Of is het eigenlijk niet hoeven gaan? Natuurlijk kun je gaan zitten wachten totdat de inspiratie vanzelf naar je toekomt. Als een soort wonder bij je naar binnenvliegt. Nou, ik kan je dan alvast verklappen dat je lang kunt gaan zitten wachten.
Wat naar mijn mening veel beter werkt, is om de inspiratie te gaan zoeken. Hoe? Daar zijn veel manieren voor. Een van de manieren is om een tentoonstelling te bezoeken. In een museum, een galerie, of waar dan ook. Kijk eens op Museumkaart.nl. Je kunt daar selecteren op soort tentoonstelling, op locatie etc. Kijk dan naar wat je aanspreekt. Bij het bezoeken van zo’n tentoonstelling kun je dan eens proberen om met andere ogen te kijken. Wat trekt je aan? Waar word je door geraakt? Wat vind je mooi gedaan? Wat kun je gebruiken in je eigen werk?
Maak ook foto’s en aantekeningen. Detailfoto’s, zodat je later nog precies weet wat je nou zo bijzonder vond. En ga dan aan de slag. Ga iets maken waarin je dat element gebruikt wat je zo bijzonder vond, waar je door geïnspireerd werd. Kijk wat het doet met je eigen werk, wat het je brengt.
Alhoewel het natuurlijk enorm leuk is om naar een museum toe te gaan en alles in het echt te bekijken, hoef je er eigenlijk de deur niet eens voor uit. Op internet kun je ook zoveel voorbeelden van prachtige kunst bekijken! Als je zoekt op afbeeldingen van groot formaat, dan kun je zelfs tot in detail inzoomen en precies kijken hoe de kunstenaar het heeft gedaan. Er zijn websites met werken uit musea die in zeer hoge resolutie zijn afgebeeld. Soms kun je zelfs virtueel door een museum heen lopen. Net alsof je er zelf bent!
Kijk maar eens op Google Arts&Culture. Daar kun je werken van heel veel kunstenaars bekijken. Ontzettend inspirerend!
Last but not least kun je natuurlijk ook inspiratie halen uit kunstboeken. Bijna elke museumwinkel heeft een prachtige collectie. De aanschaf van een kunstboek waar je echt door geïnspireerd wordt heeft blijvende waarde!
Het aanschaffen van een kunstboek hoeft niet altijd veel geld te kosten. Loop ook eens bij een kringloopwinkel naar binnen. Vaak kun je daar voor weinig geld echt mooie kunstboeken op de kop tikken!
Het motto van deze Inspiratiemail is dus: kom uit je luie stoel en ga je laten inspireren! Meer nog: ga er daarna mee aan de slag! Verwerk elementen die jou zo inspireerden in je eigen werk. Probeer dingen uit, pas ze toe. Kijk eens wat het doet.
Heel veel succes en plezier gewenst! Laat je eens zien wat jou heeft geïnspireerd? Ik ben heel benieuwd!
Ik heb het alarm van de wekker op 07.03 uur gezet. Voor de zekerheid op 07.30 uur nog een extra alarm. Ik hoor de vogels fluiten en draai mij nog een keer om. Om 08.30 uur word ik weer wakker. Zo laat al! Ik loop naar de badkamer en spring onder de douche.
Als ik beneden kom staat er al een lekker ontbijtje klaar. Glas sinaasappelsap, heerlijk broodje met gerookte kipfilet en tuinkers, glaasje kefir. De dag kan beginnen.
Wat zal ik eerst doen…? Verder met het portret van dat meisje dat ik gisteren heb opgezet? Of eerst die ondergrond voor dat nieuwe portret van die twee broertjes? Ik kan ook eerst de foto’s uitzoeken voor dat familieportret. Hmmm…. Of zal ik eerst die opdracht in de Facebookgroep zetten voor de Selectgroep? Daar moet ik ook nog wat foto’s voor uitzoeken… misschien dat toch eerst maar even doen. En ik moet niet vergeten om die videofeedback te maken die ik had beloofd over dat portret van Nennie. Eerst toch even die was in de wasmachine. Op weg naar de wasmand, loop ik langs de computer. Even kijken of er nog mail is die beantwoord moet worden.
Twee en een half uur, 10 mails, een paar betaalde facturen en een online besteld t-shirt later vind ik alsnog mijn weg naar de wasmand. Eerst koffie. Lekker in de tuin, want het is heerlijk weer. De rozen bloeien uitbundig. Even snel de uitgebloeide bloemen er uitknippen. Mijn oog valt op het onkruid tussen de tegels. Pfff… wat groeit dat toch snel, dat ziet er toch ook niet uit. Op mijn knieën trek ik het meeste eruit. Lekker, dat tuinieren. Ik pluk nog wat bloemen voor in de vaas en geef en passant de planten binnen ook nog even water.
Wat ging ik ook alweer doen? Het is inmiddels 12.30 uur, de halve dag is alweer voorbij. Ik moet nog schilderen, computeren, aan de administratie en nog veel meer.
Herken jij dit? Je wilt schilderen, maar op de een of andere manier komt er steeds weer iets tussen. Terwijl je toch heel goed weet dat je van het schilderen zoveel energie krijgt dat je de rest van de dag fluitend kunt doorkomen.
In mijn geval kan ik echt niet elke dag het gedrag vertonen dat ik hierboven heb geschetst. Ik heb namelijk zoveel portretopdrachten, dat ik echt wel een redelijk strakke planning moet aanhouden. Anders komen opdrachten niet op tijd af.
Maar ook als je geen opdrachten hebt, en lekker voor jezelf uit liefhebberij schildert, is het fijn om wel aan de slag te komen.
Gewoon omdat schilderen zo heerlijk is en het je zoveel energie en toch ook ontspanning geeft! Bovendien is het zo dat je door regelmatig te schilderen, je enorme vooruitgang in je schilderwerk boekt. Dat laatste moet je niet onderschatten. Ik zie bij mijn meest actieve cursisten absoluut de grootste vooruitgang. Door heel regelmatig te schilderen, al is het iedere dag maar een half uur, ontwikkel je je vaardigheden het snelst. En als je merkt dat het schilderen je steeds gemakkelijker en beter afgaat, werkt dat uiteraard ook weer heel stimulerend om nóg vaker te schilderen, waardoor je nóg beter gaat schilderen!
De vraag is nu natuurlijk: hoe reken je af met dat uitstelgedrag? Ik denk dat ik daar een heel goede oplossing voor heb gevonden.
Ik heb uitgevonden dat ik door het werken in fases, het hele schilderproces behapbaar maak. Eigenlijk heel simpel. Als je steeds een vrij klein klusje hebt, zul je dat eerder doen, dan als je een enorm karwei te klaren hebt. Ik denk dus niet: ik moet dat schilderij nog maken. Nee, ik denk: ik ga eerst dat doek in een ondergrondkleur zetten. Een volgend klusje is dan: de schets op het doek zetten. En het leuke klusje daarna is: de onderschildering maken. Vervolgens is de eerste verflaag het volgende klusje en het in elkaar werken van de partijen volgt daar weer op. Daarna het superleuke klusje van de detaillering en als laatste de finishing touch. En voila! Daar is je portret! Oja, alleen nog even signeren natuurlijk.
Het fijne van deze werkwijze is dat je elke dag een klein beetje kunt doen. Waardoor je ook weer tijd overhoudt voor al die andere dingen die er zijn in het leven….!
Tot slot nog een tip: Start de dag in je atelier! Daar heb je de hele dag plezier van!
Ga ik nu onderzoeken waar al die mieren toch vandaan komen in de tuin…
Ik denk dat iedere (amateur)kunstenaar zo zijn of haar eigen manier van werken heeft.
De een werkt in doodse stilte, de ander met harde muziek aan. Ikzelf vind het de ene keer heerlijk om met fijne muziek aan te werken en de andere keer word ik er knettergek van en moet het zo stil mogelijk zijn. Daar is eigenlijk geen pijl op te trekken.
Ook het soort muziek wisselt bij mij nogal eens. Zo kan ik mij nog goed herinneren dat ik helemaal lyrisch was van cellomuziek. Het kon mij niet dramatisch genoeg zijn. Terwijl ik aan het schilderen was golfde ik als het ware mee op de klanken van het instrument. Heerlijk!
Op dit moment “doe ik het goed” op muziek van Andrea Bocelli. Ach… zo heeft ieder zo zijn ding…;).
Ik ben eigenlijk wel benieuwd of jullie met muziek aan werken of in stilte. En als het muziek is: wat voor muziek haalt het beste in jouw schilderkunsten naar boven? Laat je het eens weten? Dan kan ik misschien een “Schildermuziek top 10 maken”! Vooralsnog staat Andrea op nummer 1:)!