Ik loop over de stoep door een kale straat met rijtjeshuizen. Voor veel ramen zie ik vitrage hangen. In de vensterbanken staan bloeiende planten in verschillende soorten potten. Oude mensen, denk ik. Hier is het, nummer 8. Ik open het tuinhekje en loop het smalle rechte paadje op naar de voordeur. Een naambordje naast de bel: Familie J. Berkhout. Kort nadat ik op de bel heb gedrukt zie ik door het geribbelde glas in de voordeur iemand aan komen schuifelen.

Een paar weken daarvoor werd ik gebeld door de dochter van meneer Berkhout. u201cIk wil u iets vragenu201d. u00a0Het verzoek was om op korte termijn een portret van haar vader te maken. Op mijn antwoord dat ik het nogal druk had en bovendien een wachtlijst, reageerde ze teleurgesteld. De tijd drong een beetje. Haar vader was oud en zijn gezondheid was niet al te goed. Ze wilde voordat het te laat was een portret van hem laten schilderen. Voor dit soort argumenten ben ik vaak nogal bevattelijk. Bovendien heb ik een zwak voor oude mensen. En niet alleen omdat ze leuk zijn om te schilderen. Zo kwam het dus dat ik die ochtend voor de deur van meneer Berkhout stond.

Een lange broos uitziende man opent de voordeur. Een vermoeide blik. u201cDag, ik ben Esther van Tilburg en ik heb met uw dochter afgesproken dat ik u kom schilderenu201d. De deur gaat wat verder open en ik stap de gang in. Okerkleurige vloerbedekking op de vloer. Op weg naar de woonkamer kijk ik links de keuken in. Een oude Bruynzeelkeuken, een net aanrecht. Op de koelkast een blad met koffiekopjes. Ik ruik koffie.

u201cGaat u zittenu201d, zegt meneer Berkhout. Ik twijfel even waar ik zal gaan zitten. Meneer Berkhout loopt voor mij uit en gaat zitten in een hoge stoel. Hij hijgt. u201cZal ik de koffie even halen?u201d vraag ik. Een zachte hoofdknik.

Nadat de koffie is ingeschonken begin ik het gesprek. Ik vertel dat zijn dochter graag een portret van hem wil laten schilderen. Of ze het daar met hem over heeft gehad? Hij reageert nauwelijks merkbaar. u201cWat vindt u daar eigenlijk van?u201d vraag ik. Zijn schouders gaan lichtjes omhoog en weer omlaag. Het koffiekopje schudt een beetje op het schoteltje. u201cIk vind het wel erg leuk hoor, om u te schilderenu201d. Het lijkt of ik zijn blik iets zie glanzen. u201cWe gaan er gewoon een heel mooi portret van makenu201d. Ondertussen bekijk ik zijn hoofd, zijn ogen, zijn neus, mond, handen. De vermoeide blik en de groeven in zijn gezicht. Het bruine vest over zijn wat afhangende schouders. Het overhemd dat waarschijnlijk ooit goed paste.

u201cWoont u alleen?u201d vraag ik verder. Langzaam vertelt hij dat zijn vrouw er sinds een paar jaar niet meer is. Hij vertelt over hun leven vroeger, dat ze het zo goed hadden. En dat ze zo graag samen uitstapjes maakten. Altijd met de trein. En dat ze dan koffie met een appelpunt aten. Zij met slagroom en hij zonder. En dat ze zelf broodjes mee hadden, die ze dan op een bankje opaten. u201cEen met ham en een met kaasu201d. u00a0Langzaam zie ik zijn blik weer wat oplichten. Mooie herinneringen aan een goede tijd.

u201cMaar nu is het over, nu ben ik alleen. Ze is weg. Zomaar, opeensu201d. Ik zie iets in zijn ogen dat ik niet eerder zag. Onwillekeurig krijg ik het koud. Er trekt een schaduw over zijn gezicht.

Als het portret klaar is, komt de dochter het bij mij thuis ophalen. Ik vertel haar dat ik zo fijn met haar vader heb gepraat. En dat hij zijn vrouw zo mist, maar dat ze gelukkig een heel mooi leven en goed huwelijk hebben gehad.

En zij vertelt over haar ouders. Over het huwelijk dat zij hadden. En over haar jeugd. En dat haar moeder op een dag het huis uit is gegaan. Alweer jaren geleden. En nu aan de andere kant van het land woont, met een andere man. En andere kinderen. En andere kleinkinderen.

Als ze naar haar auto loopt zie ik hoe ze het portret voorzichtig op de achterbank zet. Haar vader gaat mee naar huis. Voor altijd.

(Namen of situaties kunnen om privacy- of andere redenen gefingeerd zijn).