Een beetje spannend vond ik het wel. Ik liep het lange pad op richting de boerderij. Gewoon achterom gaan, dacht ik. Net zoals vroeger. Een rijtje laarzen bij de achterdeur. In een flits schoot door mijn hoofd: Schoenen uit of schoenen aan? Uit doen maar. Ik opende de deur. Een geur van koffie vermengd met kuilgras en koe kwam me tegemoet. Net als vroeger.

In de keuken stond tegen de muur een tafel met een stel stoelen eromheen. Op het Perzische tafelkleed koffiekopjes en een koektrommel. Twee mannen kijken me glunderend aan. u201cKijk nou, we hebben hoog bezoek!u201d u201cWil je een bakkie?u201d Voordat ik het wist zat ik aan tafel, aan de koffie met koek.

Kees en Bertus, twee broers, beiden boer en ongetrouwd. Ik kende ze al jaren. Mijn ouders waren hun achterburen en mijn broer hielp als klein jochie mee op de boerderij. Een geweldige tijd. Als er eens een boom geveld moest worden, een beschoeiing gemaakt of ratten verjaagd uit een kippenhok, dan stonden Kees en Bertus voor ze klaar. Met raad en met daad. Het waren meer dan kennissen, eigenlijk waren het vrienden van mijn ouders. Stadse mensen en boerenlui, dat ging heel goed samen.

Hoe het met de schilderijen ging, vroegen ze aan me. Want dat ik, net zoals mijn moeder schilderde vonden ze best interessant. Gelukkig, dacht ik, op dit moment hoopte ik al; een aanknopingspunt om de vraag te stellen waar ik eigenlijk voor kwam. Dus ik vertelde dat het goed ging, dat ik het druk had en dat ik net in de buurt had geu00ebxposeerd. Met onder andere een portret van mijn vader. Tot mijn verbazing vertelde Kees dat hij het portret had gezien. Dit was het moment.

Ik was er al een tijd mee bezig. Het was een superidee, vond ik zelf. Het moest een serie worden van allemaal Limmers. De naam van de serie had ik al: Limmers op het schildersdoek.u00a0In zou2019n dorp als Limmen heb je van die markante persoonlijkheden. Mensen die iedereen kent. De bakker, de schooljuffrouw, de burgemeester. En andere bijzondere dorpsgenoten. Ik wilde ze allemaal schilderen. En dan zou ik de portretten gaan exposeren in het gemeentehuis. Ik zag het helemaal voor mij. Wat een uitdaging, wat een inspiratie kreeg ik daarvan. Allemaal had ik ze al gevraagd. Stuk voor stuk verleenden ze graag hun medewerking aan dit bijzondere project.

u201cEigenlijk wilde ik jullie iets vragenu201d. Verdorie, het kwam er toch een beetje onzeker uit. En ik vertelde dat ik met een serie bezig was van markante Limmers en dat ik die wilde gaan exposeren in het gemeentehuis. En dat de burgemeester en juffrouw Truus ook al mee deden. u00a0u201cJa en ik wil jullie eigenlijk ook zo graag schilderenu2026u201d.

Een heel kort moment was het even stil. u201cHoor je wat ze wil Bertus?u201d u201cJa, ik hoor het. Nou het is watu201d. Glinsterende ogen in de gebruinde koppen van de mannen. Al gauw werd er overheen gepraat. Het ging weer over een voorval dat ze met mijn ouders hadden meegemaakt. En over wie nog meer zo mooi kon schilderen. En over mijn broer, hoe het nou met hem was.

Na een tijdje stond ik weer buiten. De mannen gingen aan het werk. Ze gingen het niet doen, begreep ik. u00a0Net iets teveel eer.

Een paar weken geleden, inmiddels jaren later, zat ik er weer. Bij Bertus, nu mijn eigen achterbuurman. Broer Kees is inmiddels overleden. In dezelfde keuken, aan dezelfde tafel, zat ik weer aan de koffie met koek. Ik kwam een pondje paling brengen dat hij nog tegoed had voor zijn 75steu00a0verjaardag.

Terwijl ik met hem zit te praten bedenk ik mij hoe leuk ik het zou vinden om een mooi portret van hem te schilderen. Zou2019n prachtige kop, met die glinsterende ogen.u00a0 Nog steeds bonkig en karakteristiek. Geweldig, ik zie het zo voor mij. Nu nog even vragenu2026.

(Namen of situaties kunnen om privacy- of andere redenen gefingeerd zijn).