Voor de meeste mensen is schilderen een hobby, dat in de allereerste plaats. Wat is een hobby eigenlijk? Dit zegt Wikipedia erover:

Onder een “hobby” wordt in het algemeen een ontspannende activiteit verstaan die men in zijn vrije tijd uitoefent en die men graag doet.

Hobby’s worden uitgeoefend uit interesse en voor het plezier, niet als betaald werk. Voorbeelden zijn het verzamelen van bijvoorbeeld postzegels of het beoefenen van een sport. Het praktiseren van een hobby kan leiden tot een aanzienlijke kennis, ervaring en vaardigheid. Persoonlijke voldoening staat echter voorop.

Het beoefenen van een hobby kan een kalmerend en therapeutisch effect hebben. Een hobby kan ook uit de hand lopen en een obsessie vormen.

 Ik denk dat bovenstaande met betrekking tot het (portret)schilderen voor heel veel van mijn cursisten ook precies zo opgaat. De één ziet het als pure ontspanning, de ander kan er niet meer van slapen. En alles daartussenin.

Voor een aantal cursisten wordt het echter steeds minder alleen maar een hobby. Als mensen in je omgeving zien hoe aardig jij kunt portretschilderen, dan ligt al heel snel de vraag op hun lippen of jij misschien een van hun kinderen zou willen schilderen, of een overleden tante of dat leuke neefje. Daar willen ze dan vaak best nog voor betalen ook.

Natuurlijk voel je je gevleid, logisch. Hoe geweldig is het immers als men het prachtig vindt wat jij maakt. Dat ze daar zelfs geld voor willen betalen, is het ultieme bewijs dat ze je werk geweldig vinden. Wil niet iedereen dat?

Als het allemaal zó simpel was, dan was het leven geweldig. Helaas weet ik uit eigen ervaring, maar ook door verhalen van mijn cursisten, dat het vaak net iets genuanceerder is.

Eigenlijk begint het al vóór het in opdracht schilderen. Al van toen het nog gewoon hobby was.

Je bent heerlijk bezig met een portret. Je hebt er zin in, je bent geïnspireerd. Je weet precies wat je wil, hoe het worden moet. De opzet staat er al snel lekker op. Gaandeweg het proces moet je sommige dingen bijstellen. Die neus wil maar niet lukken. Het haar krijg je niet zo luchtig als je bedacht had. En dat ene oog, dat kijkt je nog steeds niet goed aan. Oké, die achtergrond is wel aardig, maar is het niet te druk? Of te saai? Of te licht? Of te donker?

De twijfel slaat toe. Wordt het eigenlijk überhaupt wel wat?

Je man kijkt er ook naar en zegt dat het lijkt of de mond niet helemaal klopt. Huh? Die was toch juist nou net zo goed gelukt? Toch ook je dochter nog maar even vragen. Die zegt dat ze het nog niet zo goed vindt lijken…

Totale verwarring.

Je besluit het portret aan je medecursisten te laten zien. Je krijgt feedback. Je krijgt van mensen die met hetzelfde als jij bezig zijn, tips om je portret te verbeteren. Ze vertellen je waar je wat meer toon moet schilderen. Wat er niet helemaal klopt aan de neus. En hoe je dat kunt aanpassen.

Je gaat weer aan de slag. Je brengt verbeteringen aan en ziet het portret steeds beter worden. Je wordt weer blij. En trots.

Je plaatst het portret weer in de groep. Door de een word je geprezen. Een ander vindt het “wel aardig” geworden…

En dan, na enige tijd, is het opeens geen hobby meer. Dan ben je opeens in opdracht aan het schilderen. Ineens heb je niet meer alleen met je eigen verwachtingen te maken, maar ook met die van je opdrachtgevers. Met alle consequenties van dien…

Halleluja!

Mijn worsteling is soortgelijk. Ik word gevraagd voor een interview. Superleuk. Ze vinden mijn verhaal interessant. Dat vind ik zelf ook. Niet alleen omdat het succesvol is, maar vooral omdat mijn cursus voor zoveel mensen zoveel betekent. Het therapeutische deel van de hobby. Hoe waardevol is dat?

Alsof het nog niet genoeg is zo, nodigen ze me ook nog eens uit om mee te doen aan een programma over portretschilderen op televisie. Het voelt als een compliment. Als een kans. Het succes lacht me toe…

Ergens begint er iets te knagen. Waar was ik zelf ook alweer? Wat is er overgebleven van die allereerste passie? Die passie van het schilderen van portretten. Dat waar ik zo blij van werd. Waar is het gebleven?